ECLI:NL:GHAMS:2023:1185

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
23-000532-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden wegens het aanwezig hebben en het uitvoeren van in totaal ongeveer 36 kilo MDMA en 2 kilo cocaïne vanuit een bedrijfspand in Diemen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1987, was aangeklaagd voor het aanwezig hebben en uitvoeren van aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen, waaronder MDMA en cocaïne, vanuit een bedrijfspand in Diemen. De tenlastelegging omvatte onder andere 9,73 kilogram MDMA, 2 kilo cocaïne, en andere hoeveelheden van verschillende verdovende middelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten in het bedrijfspand aanwezig was, waar grote hoeveelheden drugs werden aangetroffen. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn bij de drugshandel, maar het hof oordeelde dat zijn gedrag en de omstandigheden in het pand wijzen op opzettelijke betrokkenheid bij de drugshandel. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte had eerder een gevangenisstraf van 50 maanden opgelegd gekregen, maar het hof heeft deze straf verlaagd vanwege de omstandigheden van de zaak en de rol van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000532-20
datum uitspraak: 23 mei 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-730031-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1987,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 9 augustus 2019 tot en met 16 augustus 2019 te Amsterdam en/of Diemen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer)
(in het (bedrijfs)pand [adres02] )
- 9,73 kilogram MDMA, bestaande uit onder andere (ongeveer) 11.388 pillen MDMA en/of
- 2 tabletten en/of 18 tabletten MDMA en/of
- 1 tablet 2C-B en/of
- 0,76 kilogram cocaïne en/of
- 0,35 kilogram amfetamine en/of
(in de Postpakketten [winkel01] )
- 6,73 kilogram MDMA, bestaande uit onder andere (ongeveer) 14.667 pillen MDMA en/of
(in de Seat met kenteken [kenteken01] )
- 19,20 kilogram MDMA, bestaande uit onder andere (ongeveer) 45.596 pillen MDMA en/of
- 1,5 kilogram cocaïne,
in elk geval hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of 2C-B en/of cocaïne en/of amfetamine, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring, kwalificatie en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de verdachte wetenschap had van de verdovende middelen. Daarnaast zijn de door de verdachte verrichte handelingen van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen.
Het hof oordeelt als volgt.
Op camerabeelden is het volgende te zien. Op 13 augustus 2019 betrad de verdachte om 9:57 uur het bedrijfspand aan de [adres02] . Omstreeks 12:47 uur zette hij een aantal pakketjes in de hal bij de voorgevel. Hij kijkt heen en weer kijkt door de raampjes in de voorgevel en loopt weer naar de ruimte achter de voordeur. Na enkele ogenblikken komt hij weer de gang in met een aantal pakketjes. De verdachte parkeerde zijn auto voor de deur en laadde twaalf dozen in zijn auto, waarna hij het pand met een sleutel afsloot en wegreed. Te zien is dat de verdachte bij het naar buiten gaan zijn omgeving scande door door de ramen van het pand heen naar links en naar rechts te kijken. Ook bij het naar binnen gaan scant hij de omgeving door naar links en rechts te kijken.
Op 16 augustus 2019 om 7:08 uur betrad de verdachte opnieuw het pand en om 09:43 uur vertrok hij weer. Omstreeks 10:37 uur keerde de verdachte terug en liep met twee grote witte plastic zakken het pand binnen. Om 11:04 uur arriveerde de medeverdachte [medeverdachte01] met een bestelauto en ging ook naar binnen. De verdachte verliet het pand om 11:44 uur opnieuw en keerde om 12:17 uur weer terug. Om 12.48 uur parkeerde [medeverdachte01] vervolgens zijn bestelauto vlak tegen de voorgevel aan, plaatste samen met de verdachte pakketten in de auto en reed weg. Om 12.55 uur reed de verdachte eveneens weg, waarna hij en [medeverdachte01] om 15.30 uur weer bij het pand terugkwamen, naar binnen gingen en daar vervolgens werden aangehouden.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte op 16 augustus 2019 op verschillende momenten gedurende enkele uren alleen en deels samen met [medeverdachte01] in het bedrijfspand aan de [adres02] aanwezig was. Voorts blijkt hieruit dat de verdachte beschikte over de sleutel van dit pand. In dit pand zijn op 16 augustus 2019 voor een ieder zichtbaar grote hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen. [medeverdachte01] heeft hierover verklaard dat hij op 16 augustus 2019 pakketten met daarin harddrugs heeft weggebracht naar Amsterdam Zuidoost, dat hij die pakketten die dag aan het inpakken was en dat hij nog niet had opgeruimd. [medeverdachte01] heeft voorts verklaard dat de verdovende middelen aan hem werden geleverd, hij alles dan naar het pand bracht en moest inpakken in blikken. Hij kreeg een lijst met welke pakketten moesten worden gemaakt en welke adressen (het hof begrijpt de adressen voor de etiketten op de pakketten) hij moest uitprinten. Uit de stukken volgt dat de loods zo was ingericht en voorzien van goederen dat hier op grote schaal postpakketten konden worden gereedgemaakt voor verzending. Aanwezig waren dozen, schuimvulling, tape, handschoenen, computers, printers, lege blikken, labels, een vacumeermachine, verpakkingsmaterialen en weegschalen.
De verdachte heeft [medeverdachte01] op 16 augustus 2019 geholpen met het in een bestelauto plaatsen van pakketten. Uit de stukken blijkt dat [medeverdachte01] vervolgens met deze bestelauto naar Amsterdam Zuidoost is gereden, waar hij contact maakte met medeverdachte [medeverdachte02] , bestuurder van een Seat Leon. Vanuit de bestelauto van [medeverdachte01] werden de pakketten in de Seat Leon gezet. [medeverdachte02] heeft enkele van deze pakketten afgeleverd bij [winkel01] . Onderzoek naar de vijftien in de Seat Leon en de drie bij [winkel01] aangetroffen dozen heeft uitgewezen dat daarin verdovende middelen zaten en dat ze allemaal bestemd waren voor het buitenland. De verdovende middelen in de pakketten waren verpakt in blikken met snoepetiketten. De blikken werden op hun plaats gehouden met piepschuim korrels. Vergelijkbare blikken, etiketten en de piepschuimkorrels zijn in de loods aangetroffen. De verdachte heeft op 16 augustus 2019 deze piepschuim korrels en inktpatronen voor de printer in de loods gekocht.
Het hof acht deze feiten en omstandigheden redengevend voor het bewijs dat de verdachte opzettelijk verdovende middelen aanwezig heeft gehad, heeft vervoerd en buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in de loods op het moment dat daar pakketten met verdovende middelen zijn klaargemaakt voor vervoer naar het buitenland, die de belastende betekenis van dit bewijs wegneemt.
De verdachte heeft verklaard dat hij slechts in het pand aanwezig was om zich terug te trekken en om te chillen en dat hij niet wist dat er drugs in het pand aanwezig waren. Die verklaring acht het hof ongeloofwaardig. Daartoe overweegt het hof dat het niet aannemelijk is dat iemand vier uur lang in een ruimte zonder ramen zit waar een chemische geur van drugs hangt en waar verdovende middelen in blikken worden gedaan en vervolgens worden verpakt in dozen voorzien van etiketten met adressen in het buitenland, zonder dit te weten. Daarnaast ligt het niet voor de hand om iemand een sleutel te geven van een pand waarin voor een ieder zichtbaar voor een grote waarde aan verdovende middelen ligt, terwijl diegene daarvan niets afweet. Bovendien blijkt uit het voorgaande dat de verdachte ook op 13 augustus 2019 in het pand aanwezig was, dat hij daar toen pakketten die hij uit het pand haalde in zijn auto heeft geplaatst en voorafgaand daaraan met veel aandacht de omgeving heeft gescand. Dit is gedrag dat wijst op betrokkenheid bij strafbare feiten. Tot slot neemt het hof in aanmerking dat de verdachte bij de politie overwegend heeft gezwegen en geen vragen heeft willen beantwoorden.
Anders dan de raadsman acht het hof op grond van deze bewijsmiddelen ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als medepleger van het tenlastegelegde is aan te merken, nu sprake was van een gezamenlijke uitvoering van het tenlastegelegde met medeverdachte [medeverdachte01] en de handelingen van de verdachte aan te merken zijn als uitvoeringshandelingen. De verdachte heeft immers op zijn minst een rol gehad bij het aanschaffen van goederen waarmee de verzending kon worden uitgevoerd en bij het in de auto plaatsen van pakketten met verdovende middelen welke bestemd waren voor het buitenland. Het is naar het oordeel van het hof in het licht van het voorgaande onmogelijk dat het de verdachte daarbij is ontgaan dat het om postpakketten met drugs ging, die voor het buitenland waren bestemd, zoals blijkt uit de adressering daarvan. Daarbij heeft de verdachte bewust en nauw samengewerkt met [medeverdachte01] . Zijn bijdrage is van voldoende gewicht geweest om van medeplegen te spreken.
Omdat alle pakketten in de Seat Leon en bij [winkel01] bestemd waren voor het buitenland en terug te voeren zijn op de verdachte en zijn medeverdachte en op [adres02] , acht het hof ook de zogenaamde verlengde uitvoer bewezen. Zij hebben deze verdovende middelen vervoerd of voor vervoer aangeboden naar buitenlandse bestemmingen. Dat is anders ten aanzien van de verdovende middelen die zijn aangetroffen in het pand [adres02] . Van die verdovende middelen kan niet zonder meer worden vastgesteld dat deze bestemd waren voor het buitenland en dus ook niet dat de verdachte en zijn medeverdachte die hebben aangenomen om te (laten) vervoeren naar het buitenland. Ten aanzien van die verdovende middelen kan wel worden bewezen dat de verdachte die samen met zijn medeverdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 augustus 2019 te Diemen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer
in het (bedrijfs)pand [adres02] :
- 9,73 kilogram MDMA, bestaande uit onder andere (ongeveer) 11.388 pillen MDMA en
- 1 tablet 2C-B en
- 0,76 kilogram cocaïne en
- 0,35 kilogram amfetamine
en
hij op 16 augustus 2019 te Amsterdam en Diemen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer
in de Postpakketten [winkel01] :
- 6,73 kilogram MDMA, bestaande uit onder andere (ongeveer) 14.667 pillen MDMA en
in de Seat met kenteken [kenteken01] :
- 19,20 kilogram MDMA, bestaande uit onder andere (ongeveer) 45.596 pillen MDMA en
- 1,5 kilogram cocaïne.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof neemt over de bewijsmiddelen zoals vermeld in de bijlage II bij het vonnis van de rechtbank. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe.
In bewijsmiddel 2 wordt toegevoegd:
“Uiteindelijk loopt hij naar de raampjes die in de voorgevel zitten en kijkt naar links en naar rechts. […] NN1 loopt naar binnen en scant wederom de omgeving af door naar links en naar rechts te kijken.”
Als bewijsmiddelen worden toegevoegd:

18. Een proces-verbaal van de zitting van 9 mei 2023.

Dit proces-verbaal houdt in als op die zitting afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik heb op 16 augustus op verzoek van [medeverdachte01] naast schuimkorrels ook inktpatronen gekocht voor de printer die beneden in de loods stond.

19. Proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (p. ZD05 069).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Naar aanleiding van de doorzoeking is het ons opgevallen dat in het bedrijfspand, gelegen op de [adres02] , een specifieke geur aanwezig was. De geur kunnen wij beschrijven als muffig en/of chemisch die licht aanwezig was maar die niet onopgemerkt kon blijven. De geur kon al geroken worden in de hal. In de loods werd de geur steeds sterker en was op zijn sterkst achterin de loods.

20. Proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (p. ZD05 50 ev).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De afgeleverde pakketten bij [winkel01] en de pakketten in de Seat zijn inbeslaggenomen en
onderzocht en deze bleken meerdere soorten verdovende middelen te bevatten. Hierop volgend is er
een doorzoeking geweest in het bedrijfspand [adres02] . Hier werden tevens meerdere
soorten verdovende middelen aangetroffen. In het perceel [adres02] zijn de verdachten [verdachte01] en
[medeverdachte01] aangehouden.
Openen pakketten [winkel01] en SEAT
Op vrijdag 16 augustus zijn de postpakketten bij [winkel01] en de Seat in beslag genomen en
geopend. De pakketten hadden geprinte labels van [vervoersbedrijf01] of [vervoersbedrijf02] en zouden allemaal naar het
buitenland verstuurd worden. De genoemde namen als afzenders komen niet overeen met ingeschreven
personen op de genoemde adressen.
In de dozen zaten verschillende soorten maten blikken. In een doos bestemd voor Moskou zaten 7 grote blikken met een label van Kiene Salmiakmix. De blikken zijn geopend en waren volledig gevuld met groengele pillen. De grote blikken waren gevuld met ongeveer 2000 pillen per blik.
Naast de grote blikken zijn er kleinere maten blikken aangetroffen met een label van Partymix. In
deze kleinere blikken zaten zilverkleurige sealbags met daarin verpakkingen waarin zowel
groen/gele pillen als verpakking met (vermoedelijk) cocaïne.
De postpakketten waren gevuld met witte schuimvulling en blikken met de opdruk van verschillende
soorten snoepgoed. De witte schuimvulling is eerder in het onderzoek in beeld gekomen toen de verdachte [verdachte01] op vrijdag 16 augustus grote zakken met witte schuimvulling naar binnen bracht bij de [adres02] .
Doorzoeking [adres02]
De benedenverdieping van de [adres02] kan verdeeld worden in de loods (met roldeur naar buiten),
gang en het toilet. De loods was dusdanig ingericht en voorzien van goederen dat hier op grote
schaal postpakketten konden worden voorzien van blikken met verdovende middelen en gereed
gemaakt konden worden voor verzending. Alles wat nodig was voor een complete verzending was
aanwezig in de loods. Hierbij moet worden gedacht aan dozen, schuimvulling, tape, handschoenen,
computers, printers, lege blikken, labels, een vacumeermachine, verpakkingsmaterialen, weegschalen en verdovende middelen.
Tijdens de doorzoeking in [adres02] zijn dezelfde blikken aangetroffen als in de
postpakketten afkomstig uit [winkel01] en de Seat. Er zijn 3 verschillende maten blikken aangetroffen.
Er werd een grote hoeveelheid blikken zonder label aangetroffen. Sommige blikken waren al
voorzien van een snoeplabel. Tevens zijn er naast de blikken ook losse labels aangetroffen.
Waardoor het lijkt alsof de blikken in het bedrijfspand aan de [adres02] werden voorzien van labels.
Naast de blikken en labels zijn de middelen aangetroffen om de labels te maken en te printen, zoals
laptops, computers en printers. Naast snoeplabels konden op deze manier ook de verzendbewijzen
(adreslabels) die op de postpakketten zaten gemaakt en geprint worden.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet, gegeven verbod.
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet, gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de strafmaat op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met oplegging van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte
first offenderis en goed functioneert in de maatschappij.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en uitvoeren van in totaal meer dan 35 kilo MDMA en twee kilo cocaïne. Het is algemeen bekend dat met name het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de gezondheid. Door het vervoer van harddrugs naar het buitenland wordt de handel in verdovende middelen in het buitenland in stand gehouden. De handel in harddrugs gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, waaronder geweldsmisdrijven die een grote maatschappelijke impact hebben. Bij deze hoeveelheden harddrugs is naar het oordeel van het hof slechts een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Een taakstraf met een voorwaardelijk strafdeel doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van het feit.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting geven voor het uitvoeren van meer dan twintig kilo harddrugs, de hoogste categorie, als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal zestig maanden.
Het hof wijkt hiervan in het voordeel van de verdachte af en houdt daarbij rekening met de beperkte periode waarin de strafbare feiten zijn gepleegd en met het feit dat de verdachte geen leidende rol bij het bewezenverklaarde lijkt te hebben gehad.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Met de verdediging stelt het hof echter vast dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De verdachte heeft immers op 18 februari 2020 hoger beroep ingesteld terwijl het hof op 23 mei 2023 arrest wijst. Het hof ziet hierin aanleiding om in plaats van voornoemde gevangenisstraf een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Onder de verdachte is een geldbedrag van € 1.435,00 in beslag genomen. Dit geldbedrag wordt aan de verdachte teruggegeven omdat geen relatie kan worden vastgesteld met het bewezenverklaarde feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. Geld, 1.435,00 euro, 57938333.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. N.E. Kwak en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 mei 2023.