ECLI:NL:GHAMS:2023:1184

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
23-001102-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, mishandeling en overtreding van een gedragsaanwijzing met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1979, is veroordeeld voor belaging, mishandeling en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De feiten vonden plaats op 27 maart 2021 in Haarlem, waar de verdachte twee slachtoffers heeft mishandeld. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een contactverbod dat hem was opgelegd. De verdachte heeft herhaaldelijk contact gezocht met het slachtoffer, ondanks de gedragsaanwijzing, en heeft haar op verschillende manieren bedreigd en lastiggevallen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 150 uur. Tevens is een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die de verdachte verbiedt om contact op te nemen met de slachtoffers en zich in de nabijheid van hen te bevinden. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding is toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001102-22
datum uitspraak: 23 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 april 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-115456-21 (zaak A) en 13-045896-21 (zaak B), alsmede 15-136999-20 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1979,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 mei 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A:
1
hij, op of omstreeks 27 maart 2021 te Haarlem, [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] - in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of stompen en/of - tegen het lichaam te schoppen en/of trappen en/of - aan de haren te trekken;
2
hij, op of omstreeks 27 maart 2021 te Haarlem, [slachtoffer02] heeft mishandeld door die [slachtoffer02] tegen de arm en/of duim, althans het lichaam, te slaan en/of stompen;
3
hij, op of omstreeks 27 maart 2021 te Haarlem, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 4 februari 2021 gegeven door de officier van justitie te Amsterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich onthoud aan iedere vorm van direct en indirect contact met [slachtoffer01] door die [slachtoffer01] (op de openbare weg) aan te spreken en/of in haar richting te spreken en/of haar fysiek aan te vallen;
Zaak B:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 mei 2020 tot en met 18 januari 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] door
- die [slachtoffer01] (veelvuldig) (anoniem) te bellen (onder andere (ongeveer) 69 keer in de periode van 1 november 2020 tot en met 19 januari 2021) en/of (vervolgens)
- éénmaal of meermalen (anoniem) voicemailberichten achter te laten voor die [slachtoffer01] , met onder andere de tekst(en): “Als jij dat niet doet, geen excuses aanbiedt aan mij dan heb ik een mooi cadeautje voor je, ja? Succes met alles” (d.d. 19 november 2020) en/of “Ik ga niet nog een keer bellen. Succes el kahba (Arabisch voor ‘hoer’) (d.d. 20 november 2021), althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( in de periode 10 mei tot en met 24 mei 2020) éénmaal of meermalen langs te gaan op het werk van die [slachtoffer01] (te weten de [winkel01] aan het [adres02] te Amsterdam) en/of (vervolgens) die [slachtoffer01] te zoeken en/of aan collega’s van die [slachtoffer01] te vragen of [slachtoffer01] op dat moment op voornoemde locatie werkzaam was en/of
- éénmaal of meermalen langs te gaan bij de woning van (de oma van) die [slachtoffer01] (te weten de [adres03] ) en/of door de straat van de woning van (de oma van) die [slachtoffer01] (te weten de [adres03] ) te rijden en/of
- ( op of omstreeks 21 november 2020) een hoeveelheid foto’s door de brievenbus te gooien en/of achter te laten bij de woning van (de oma van) die [slachtoffer01] (te weten de [adres03] ) en/of bij de woning van de vader van die [slachtoffer01] , inhoudende foto’s waarop die [slachtoffer01] in ondergoed en/of deels ontkleed te zien is en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer01] (via WhatsApp) één of meerdere berichten te sturen, onder andere de tekst(en): “Blokkeer. Dan zal je me gauw zien in je huis. Ga niet uitdagen. Als ik een bericht van politie hoor Wallah o Wallah ik ben bij je met enveloppen voor je broers en je hele familie dus wil je kwaad prima of wil je rustig nadenken dat ik veel van je hou en om je geef” en/of (vervolgens) via WhatsApp een foto aan die [slachtoffer01] te sturen waarop die [slachtoffer01] deels ontkleed is gevolgd door de tekst: “Ik bn uitgedaagd” en/of “Je bent niet klaar. Rust uit en drink je drankje. Tot soon” (d.d. 16 januari 2021) en/of;
- die [slachtoffer01] éénmaal of meermalen te dwingen bij hem, verdachte, in de auto te stappen,
met het oogmerk die [slachtoffer01] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 november 2020 te Amsterdam opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [slachtoffer01] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
door een hoeveelheid foto’s door de brievenbus te gooien en/of achter te laten bij de woning van (de oma van) die [slachtoffer01] (te weten de [adres03] ) en/of bij de woning van de vader van die [slachtoffer01] , inhoudende foto’s waarop die [slachtoffer01] in ondergoed en/of deels ontkleed te zien is.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverwegingen

Door de raadsvrouw is overeenkomstig haar pleitnoties betoogd dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van alle hem tenlastegelegde feiten, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de relationele context van deze zaak.
Ten aanzien van zaak A
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De aangiftes van [slachtoffer01] en [slachtoffer02] worden ondersteund door letselverklaringen en de verklaring van de getuige [getuige01] . Het hof leidt uit deze bewijsmiddelen af dat de verdachte [slachtoffer02] tegen haar arm heeft geslagen en dat de verdachte [slachtoffer01] in het gezicht heeft gestompt, tegen haar lichaam heeft geschopt en aan haar haren heeft getrokken. Daarmee heeft de verdachte tevens de hem gegeven gedragsaanwijzing in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer01] overtreden.
Ten aanzien van zaak B
[slachtoffer01] heeft op 10 mei 2020 aangifte gedaan van (onder meer) belaging door de verdachte, haar ex-partner. Op 11 juni 2020 heeft zij in aanvulling op haar aangifte verklaard dat de verdachte in de week nadat zij aangifte had gedaan bijna iedere dag meerdere keren met de auto door de [straat01] is gereden, waar aangeefster regelmatig in het huis van haar oma verblijft. Ook verklaarde zij dat de verdachte haar opzocht op haar werk ( [winkel01] te Amsterdam), waar aangeefster zodanig van is geschrokken en angstig is geworden dat zij haar werktijden heeft aangepast. Daarbij zou de verdachte gedreigd hebben foto’s van aangeefster te verspreiden. Aangeefster verklaarde dat de verdachte haar foto’s heeft laten zien van haarzelf in ondergoed en dat zij bang is dat hij stiekem naaktfoto’s van haar heeft. [getuige02] , hoofdbeveiliger bij de [winkel01] te Amsterdam, heeft op 23 juni 2020 verklaard dat hij de verdachte in de weken na de aangifte van 10 mei 2020 ongeveer zeven keer in de [winkel01] heeft gezien. Daar ging de verdachte meestal naar de derde verdieping, de verdieping waar aangeefster werkte en enkel dameskleding werd verkocht. Ook de leidinggevende van aangeefster heeft verdachte meerdere keren in de [winkel01] gezien, waaronder op 24 mei 2020, toen de verdachte aan hem vroeg of aangeefster op dat moment aan het werk was. Hij wist dat de verdachte de ex-partner van aangeefster is en heeft dreigende en dwingende voicemailberichten gehoord op de telefoon van aangeefster die de verdachte had ingesproken. Voorts blijkt uit het dossier dat de verdachte onder meer op 19 en 20 november 2020 voicemailberichten heeft ingesproken waarin hij aangeefster uitscheldt. Op 25 november 2020 heeft aangeefster wederom een verklaring afgelegd, waarin zij kenbaar maakte dat foto’s van haar in ondergoed bij het huis van haar oma en haar vader door de brievenbus zijn gegooid. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige03] (vader van aangeefster) en [getuige04] (oom aangeefter).
Het dossier bevat screenshots van Whatsapp-gesprekken tussen aangeefster en een telefoonnummer in gebruik bij de verdachte van een bericht met als inhoud
‘Als ik een bericht van politie hoor Wallah o Wallah ik bn bij je met enveloppen voor je broers en je hele familie dus wil je kwaad prima of wil je rustig nadenken dat ik veel van je hou en om je geef’en een foto van aangeefster in ondergoed met de tekst ‘
Ik bn uitgedaagd’. Het hof stelt op grond van deze bewijsmiddelen vast dat het de verdachte is geweest die deze foto’s bij de vader en de oma van aangeefster heeft bezorgd of laten bezorgen.
Tot slot blijkt uit onderzoek naar de historische telefoongegevens van de telefoon van de verdachte dat hij in de periode van 1 november 2020 tot en met 19 januari 2020 69 keer het nummer van aangeefster heeft gebeld.
Het hof is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte zoals die uit de bewijsmiddelen blijken, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer01] – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Voorts blijkt hieruit dat de verdachte deze inbreuk opzettelijk heeft gemaakt, dat die wederrechtelijk was, en dat die door hem is gedaan met het oogmerk het slachtoffer te dwingen iets te doen, te dulden en haar vrees aan te jagen. Immers, de verdachte volhardde in het maken van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer terwijl hem duidelijk was dat zij dit niet wilde, en hij deed dit om haar ertoe te bewegen contact met hem op te nemen en het contact met hem te dulden.
Het hof acht aldus bewezen dat de verdachte zich aan de tenlastegelegde belaging schuldig heeft gemaakt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaak A onder 1, 2 en 3 en in de zaak B primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1
hij, op 27 maart 2021 te Haarlem, [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01]
- in het gezicht te slaan en
- tegen het lichaam te schoppen en
- aan de haren te trekken;
2
hij, op 27 maart 2021 te Haarlem, [slachtoffer02] heeft mishandeld door die [slachtoffer02] tegen de arm te slaan;
3
hij, op 27 maart 2021 te Haarlem, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 4 februari 2021 gegeven door de officier van justitie te Amsterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich onthoudt van iedere vorm van direct en indirect contact met [slachtoffer01] , door die [slachtoffer01] op de openbare weg aan te spreken en haar fysiek aan te vallen.
Zaak B:
primair
hij op tijdstippen in de periode van 9 mei 2020 tot en met 18 januari 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] door
- die [slachtoffer01] veelvuldig (anoniem) te bellen (onder andere 69 keer in de periode van 1 november 2020 tot en met 19 januari 2021) en
- meermalen (anoniem) voicemailberichten achter te laten voor die [slachtoffer01] , met onder andere de tekst(en): “Als jij dat niet doet, geen excuses aanbiedt aan mij dan heb ik een mooi cadeautje voor je, ja? Succes met alles” (d.d. 19 november 2020) en “Ik ga niet nog een keer bellen. Succes el kahba (Arabisch voor ‘hoer’) (d.d. 20 november 2021) en
- in de periode 10 mei tot en met 24 mei 2020 meermalen langs te gaan op het werk van die [slachtoffer01] (te weten de [winkel01] aan het [adres02] te Amsterdam en die [slachtoffer01] te zoeken en aan collega’s van die [slachtoffer01] te vragen of [slachtoffer01] op dat moment op voornoemde locatie werkzaam was en
- langs te gaan bij de woning van (de oma van) die [slachtoffer01] (te weten de [adres03] ) en door de straat van de woning van (de oma van) die [slachtoffer01] (te weten de [adres03] ) te rijden en
- omstreeks 21 november 2020 foto’s door de brievenbus te gooien en achter te laten bij de woning van (de oma van) die [slachtoffer01] (te weten de [adres03] ) en bij de woning van de vader van die [slachtoffer01] , inhoudende foto’s waarop die [slachtoffer01] in ondergoed en/of deels ontkleed te zien is en
- die [slachtoffer01] (via WhatsApp) één of meerdere berichten te sturen, onder andere de tekst(en): “Blokkeer. Dan zal je me gauw zien in je huis. Ga niet uitdagen. Als ik een bericht van politie hoor Wallah o Wallah ik ben bij je met enveloppen voor je broers en je hele familie dus wil je kwaad prima of wil je rustig nadenken dat ik veel van je hou en om je geef” en (vervolgens) via WhatsApp een foto aan die [slachtoffer01] te sturen waarop die [slachtoffer01] deels ontkleed is, gevolgd door de tekst: “Ik bn uitgedaagd” en “Je bent niet klaar. Rust uit en drink je drankje. Tot soon” (d.d. 16 januari 2021);
met het oogmerk die [slachtoffer01] te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden en/of vrees aan te jagen.
Hetgeen in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden weergegeven in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A onder 1, 2 en 3 en in de zaak B primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
mishandeling.
Het in de zaak A onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering
Het in de zaak B primair bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak A onder 1, 2 en 3 en het in de zaak B primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregelen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft de politierechter een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer02] en [slachtoffer01] en een locatieverbod voor een straal van 200 meter rondom de woning van [slachtoffer02] .
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 91 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 150 uren. Voorts heeft zij de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer02] en [slachtoffer01] en een locatieverbod voor de straat [adres04] , waar [slachtoffer02] woont.
De raadsvrouw heeft het hof ten aanzien van de strafoplegging verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de relationele context van de feiten, waar ook aangeefsters debet aan zijn. Primair verzoekt zij het hof in dat kader de verdachte schuldig te verklaren zonder strafoplegging. Subsidiair heeft zij het hof verzocht om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Ook heeft zij het hof gezocht de contact- en locatieverboden niet op te leggen, nu de verdachte in de afgelopen twee jaar niet in de buurt bij [slachtoffer02] en [slachtoffer01] is geweest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stalken van zijn ex-partner een heeft daarmee een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De belaging is des te kwalijker nu hij het slachtoffer op haar werkplek opzocht, waardoor zij zich op haar werk niet veilig kon voelen, en doordat de verdachte stiekem gemaakte foto’s van het slachtoffer bij haar familieleden door de brievenbus heeft gegooid. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat dit diepe sporen heeft achterlaten op het leven van het slachtoffer. Zelfs toen de verdachte vanwege een gedragsaanwijzing geen contact mocht hebben met het slachtoffer, heeft hij haar en een andere ex-partner van de verdachte mishandeld. De verdachte heeft daarmee laten blijken geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 april 2023 is de verdachte eerder, op 18 december 2019, onherroepelijk veroordeeld voor mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote, tot een taakstraf. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee in de strafmaat. Ook betekent dit dat het hof op grond van artikel 22b, tweede en derde lid, Wetboek van Strafrecht, niet kan volstaan met de oplegging van een taakstraf.
Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om anders dan de politierechter geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige omvang op te leggen. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 150 uren, passend en geboden.
Het hof ziet daarnaast met de politierechter en de advocaat-generaal aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer02] en [slachtoffer01] en een locatieverbod voor de [adres04] op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer02]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.720,00, bestaande uit:
  • € 30,00 aan kilometervergoeding ten behoeve van reizen naar de psycholoog en huisarts;
  • € 385,00 aan eigen risico over het jaar 2021;
  • € 385,00 aan eigen risico over het jaar 2022;
  • € 250,00 aan reparatiekosten voor de telefoon;
  • € 20,00 aan proceskosten;
  • € 650,00 aan immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.221,44. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij verenigd met het oordeel van de politierechter.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering primair op het standpunt gesteld dat deze dient te worden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van elk van de gevorderde posten, alsmede vanwege eigen schuld van de benadeelde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een totaalbedrag van € 341,27. Het hof is van oordeel dat de reparatiekosten voor de telefoon met een factuur van een jaar na datum feit onvoldoende is onderbouwd en begroot die kosten op een bedrag van € 100,00, zodat deze post voor het overige zal worden afgewezen. Voorts wijst het hof een bedrag van € 241,27 toe ten aanzien van het eigen risico over het jaar 2021. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde materiële en immateriële schade door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. Meer specifiek met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt het hof dat zonder nader onderzoek onduidelijk is of en, zo ja, welke schade door de verdachte is veroorzaakt. Nader onderzoek zou evenwel een onevenredige belasting van deze strafprocedure betekenen. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Voorts zijn door de benadeelde partij proceskosten ten behoeve van het bijwonen van de zitting en het afleggen van een verklaring bij de politie gevorderd. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de benadeelde partij niet in persoon heeft geprocedeerd, maar met een gemachtigde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.815,00, bestaande uit:
  • € 30,00 aan kilometervergoeding ten behoeve van reizen naar de psycholoog en huisarts;
  • € 385,00 aan eigen risico over het jaar 2021;
  • € 385,00 aan eigen risico over het jaar 2022;
  • € 15,00 aan proceskosten;
  • € 3000,00 aan immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.030,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij verenigd met het oordeel van de politierechter.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering primair op het standpunt gesteld dat deze dient te worden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van elk van de gevorderde posten, alsmede vanwege eigen schuld van de benadeelde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A onder 1 en zaak B bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een totaalbedrag van € 415,00, bestaande uit € 385,00 aan eigen risico over het jaar 2021 en € 30,00 aan kilometervergoeding ten behoeve van reizen naar de psycholoog en huisarts. Gelet op de toelichting van deze schadeposten, en mede gelet op de aard en intensiteit van de bewezenverklaarde belaging, acht het hof het aannemelijk dat de benadeelde partij voor psychisch letsel is behandeld in het jaar 2021 en dat zij daarvoor reiskosten heeft moeten maken. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige zal het hof de benadeelde in haar vordering tot materiële schade niet-ontvankelijk verklaren. Daartoe overweegt het hof dat bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing zonder nader onderzoek onduidelijk is of en, zo ja, welke schade door de verdachte is veroorzaakt. Nader onderzoek zou evenwel een onevenredige belasting van deze strafprocedure betekenen. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.
Omdat de benadeelde partij ten gevolge van het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde handelen letsel heeft opgelopen, heeft zij op grond van artikel 6:106 onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van immateriële schade. Voorts is naar het oordeel van het hof voldoende vast komen te staan dat de benadeelde ten gevolge van het bewezenverklaarde in zaak B immateriële schade heeft geleden, nu de ernst van de normschending door de verdachte en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer van dien aard zijn dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat als rechtstreeks gevolg van het handelen van de verdachte de benadeelde partij zich geruime tijd zeer angstig en onveilig heeft gevoeld en nog voelt, zoals is toegelicht in de vordering tot schadevergoeding en ter terechtzitting. Het hof zal de omvang van de immateriële schade naar de maatstaf van billijkheid schatten op € 1.500,00. Daarbij is in het bijzonder gelet op de aard van de inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij, de voor haar angstige wijze waarop dit is gebeurd, alsook op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal voor het overige worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Voorts zijn door de benadeelde partij proceskosten ten behoeve van het bijwonen van de zitting en het afleggen van een verklaring bij de politie gevorderd. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de benadeelde partij niet in persoon heeft geprocedeerd, maar met een gemachtigde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 184a, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 september 2020 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 15-115456-21 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-045896-21 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de in de zaak met parketnummer 15-115456-21 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13-045896-21 primair bewezenverklaarde feiten strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
89 (negenentachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren zich niet zal ophouden in de straat [adres04] . Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer01] . Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer02] . Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer02]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer02] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-115456-21 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 341,27 (driehonderdeenenveertig euro en zevenentwintig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) aan materiële schadeaf. Hetzelfde geldt voor de vordering tot vergoeding van proceskosten voor een bedrag van € 20,00.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer02] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-115456-21 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 341,27 (driehonderdeenenveertig euro en zevenentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 maart 2021.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer01] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-045896-21 primair bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 15-115456-21 onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.915,00 (duizend negenhonderdvijftien euro) bestaande uit € 415,00 (vierhonderdvijftien euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) aan immateriële schadeaf. Hetzelfde geldt voor de vordering tot vergoeding van proceskosten voor een bedrag van € 15,00.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer01] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-045896-21 primair bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 15-115456-21 onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.915,00 (duizend negenhonderdvijftien euro) bestaande uit € 415,00 (vierhonderdvijftien euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 29 (negenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 27 maart 2021.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 september 2020, parketnummer 15-136999-20, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. R.P. den Otter en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 mei 2023.