ECLI:NL:GHAMS:2023:1183

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
23-000748-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van (schuld)witwassen met mogelijke identiteitsfraude

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1997, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor (schuld)witwassen. De tenlastelegging betrof het verwerven en in bezit hebben van een geldbedrag van ongeveer EUR 2.000,00, waarvan de verdachte zou hebben geweten dat het afkomstig was uit een misdrijf. Tijdens de zitting op 9 mei 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman gehoord.

Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. Er is niet uitgesloten dat er sprake is geweest van identiteitsfraude en dat misbruik is gemaakt van de gegevens van de verdachte. Hierdoor kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde gedragingen heeft begaan. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, die in eerste aanleg gedeeltelijk was toegewezen. Aangezien de verdachte niet schuldig is bevonden, heeft het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De kosten zijn voor beide partijen, waarbij ieder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000748-22
datum uitspraak: 23 mei 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-107088-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1997,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 april 2020 te Heemstede en/of Amsterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal ongeveer EUR 2.000,00), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal ongeveer EUR 2.000,00) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde, zodat hij moet worden vrijgesproken. Niet uitgesloten kan worden dat sprake is geweest van identiteitsfraude en er misbruik is gemaakt van de gegevens van de verdachte. Onder deze omstandigheden kan niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde gedragingen heeft begaan.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. R.P. den Otter, en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 mei 2023.