ECLI:NL:GHAMS:2023:118

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
200.313.421/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over uitlatingen in een Whatsapp-bericht en de eer en waardigheid van het notarisambt

In deze zaak heeft klager, de vader van een zoon die samen met zijn partner een woning heeft gekocht, een klacht ingediend tegen een notaris. De notaris weigerde gelden van klager te accepteren voor de overdracht van de woning en deed dit via een Whatsapp-bericht aan de partner van de zoon. Klager heeft de notaris gevraagd om uitleg over haar uitlatingen, maar de notaris reageerde met een brief waarin zij klager beschuldigde van een bedenkelijke reputatie. Klager heeft vervolgens een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat, die de klacht deels gegrond verklaarde maar geen maatregel oplegde. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en de uitlatingen van de notaris beoordeeld. Het hof oordeelde dat de notaris niet onbetamelijk heeft gehandeld en dat haar uitlatingen niet in strijd waren met de eer en waardigheid van het notarisambt. Ook werd geoordeeld dat er geen schending van de geheimhoudingsplicht was en dat klager geen belang had bij de ministerieplicht. Het hof heeft de beslissing van de kamer vernietigd voor zover deze klachtonderdeel 1 gegrond verklaarde en de notaris veroordeelde tot betaling van het griffierecht. De overige beslissingen zijn bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.313.421/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/3999775 / KL RK 22-18
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 24 januari 2023
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
gemachtigde: S.A.J. van der Wiel,
tegen
mr. [geïntimeerde] ,
notaris te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. W.A.L.D.I. van Slagmaat, advocaat te Houten.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

De zoon van klager heeft samen met zijn partner een woning gekocht. Toen de partner van de zoon aan de notaris liet weten dat de voor de overdracht benodigde gelden zouden worden gefinancierd door klager, heeft de notaris in een Whatsapp-bericht medegedeeld dat zij geen van klager afkomstige gelden accepteert.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 13 juli 2022 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 17 juni 2022 (ECLI:NL:TNORARL:2022:23).
2.2.
De notaris heeft geen verweerschrift bij het hof ingediend, ondanks dat het hof de notaris daartoe in de gelegenheid heeft gesteld.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 november 2022. De gemachtigde van klager en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Klager is niet verschenen.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Op 19 juli 2021 hebben de zoon van klager en zijn partner, mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ), samen een woning gekocht. De overdracht van de woning stond gepland voor 1 december 2021. Op deze datum zou de akte van levering gepasseerd worden op het kantoor van de notaris.
[naam 1] heeft van 17 februari 2020 tot en met 2 oktober 2020 stage gelopen op het kantoor van de notaris.
3.2.
Eind november 2021 heeft [naam 1] de notaris laten weten dat de voor de overdracht benodigde gelden verstrekt zouden worden door klager.
3.3.
Op 25 november 2021 heeft de notaris aan [naam 1] per Whatsapp-bericht laten weten:
“Hoi [naam 2] ,
Net ben ik even bijgepraat door [geïntimeerde] over jullie transport van 1 december. Je weet hoe ik over [klager] en zijn centen denk. Onder geen beding wordt hier een transport gepasseerd met geld van [klager]. Dus zorg maar dat de hypotheek op tijd rond komt of dat je uitstel krijgt van de kopers want met een lening van [klager] gaat t transport hier NIET door.
(…)
Sorry, het is niet persoonlijk tegen jou gericht maar ik heb genoeg schade geleden in mijn leven door Enige lieden en ik wens daar nooit meer mee geconfronteerd te worden.”
3.4.
Klager heeft op 11 januari 2022 een brief naar de notaris gestuurd waarin hij haar om een reactie heeft gevraagd over de opmerkingen die zij over klager zou hebben gemaakt tegenover de partner van zijn zoon. Klager heeft de notaris gevraagd of het klopt dat zij die opmerkingen heeft gemaakt en zo dit het geval is geweest, een nadere uitleg van die opmerkingen. Op 26 januari 2022 heeft klager de notaris opnieuw aangeschreven met het verzoek om een reactie.
3.5.
De notaris heeft op 8 februari 2022 als volgt op de brieven van klager gereageerd:

Geachte heer [appellant] ,
Uw brieven van 11 en 26 januari heb ik in goede orde ontvangen.
Mijn excuses voor mijn vertraagde reactie. In de tussentijd ben ik helaas geveld geweest door een corona-infectie.
Het spijt mij u te moeten melden dat via verschillende bronnen tot mij is gekomen dat u een bedenkelijke reputatie heeft. Dit heeft mij doen besluiten dat ik geen gelden van u afkomstig op mijn derdengeldenrekening wens te hebben.
Dit heb ik vervolgens aan [naam 2] gemeld toen zij aangaf dat de hypotheek voor de transactie met haar en uw zoon [naam 3] wellicht niet tijdig rond zou komen.
In verband met mijn geheimhoudingsplicht kan ik verder geen inlichtingen verschaffen. Dus ik laat het hierbij.
Wenst u verder nog met mij te corresponderen, dan laat ik u hierbij weten dat ik daar niet meer op zal reageren.
Met vriendelijke groet,
(…)”

4.De klacht

Klager verwijt de notaris:
1. het doen van uitlatingen jegens klager, die:
- in strijd zijn met de eer en waardigheid van het notarisambt (
klachtonderdeel 1);
- een schending inhouden van de geheimhoudingsplicht van de notaris (
klachtonderdeel 2);
2. dat zij heeft geweigerd aan haar ministerieplicht te voldoen (
klachtonderdeel 3).

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing klachtonderdeel 1 gegrond verklaard, klachtonderdeel 2 ongegrond verklaard en klachtonderdeel 3 niet-ontvankelijk verklaard. De kamer heeft ondanks de gedeeltelijke gegrondverklaring geen maatregel aan de notaris opgelegd. De kamer heeft wel bepaald dat de notaris het door klager betaalde griffierecht dient terug te betalen. Het hof zal, in overeenstemming met zijn vaste beleid, in hoger beroep alle klachtonderdelen zelfstandig opnieuw beoordelen.
Klachtonderdeel 1: uitlating in strijd met de eer en waardigheid van het notarisambt
5.2.
Met de kamer is het hof van oordeel dat klager een redelijk belang heeft bij de indiening van de klacht op dit punt, omdat de uitlatingen waarop de klacht betrekking heeft klager betreffen.
5.3.
Klager verwijt de notaris dat zij onbetamelijk heeft gehandeld door in het Whatsapp-bericht van 25 november 2021 en in de brief van 8 februari 2022 de hiervoor geciteerde uitlatingen over klager te doen. Het hof stelt voorop dat de notaris met inachtneming van haar geheimhoudingsplicht (artikel 22 Wet op het notarisambt (Wna)) de vrijheid heeft om persoonlijke meningen en overtuigingen te uiten. Dit verdragsrechtelijk (artikel 10 EVRM) gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting brengt ook plichten en verantwoordelijkheden met zich en kan dan ook worden onderworpen aan sancties, in dit geval tuchtmaatregelen, mits die bij de wet zijn voorzien en noodzakelijk zijn in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM. Het ‘handelen’ van de notaris met inbegrip van haar vrijheid van meningsuiting is onderworpen aan de tuchtnorm van artikel 93 Wna. Uit deze in de wet opgenomen tuchtnorm vloeit voort dat een notaris zich moet onthouden van uitlatingen die een behoorlijk notaris niet betamen. Of een uitlating een behoorlijk notaris niet betaamt hangt naar het oordeel van het hof af van alle omstandigheden van het geval. Daarbij heeft telkens de hiervoor bedoelde verdragsrechtelijk en grondwettelijk gewaarborgde uitingsvrijheid van de notaris als uitgangspunt te gelden en is er alleen plaats voor een tuchtmaatregel indien dat noodzakelijk is in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM (zie ECLI:NL:GHAMS:2019:1062).
5.4.
In dit geval heeft de notaris de uitlatingen in het Whatsapp-bericht gericht aan een haar niet slechts als cliënt bekend persoon, namelijk een voormalig stagiair van het notariskantoor met wie zij kennelijk – zoals uit de gebruikte bewoordingen is af te leiden – al eerder over klager en de aan hem toegeschreven kwalificaties heeft gesproken. Het is dus niet zo dat de notaris aan [naam 1] iets (nieuws) heeft verteld over klager dat hem in een kwaad daglicht stelde en waarmee zij klager zwart maakte bij [naam 1] . De woordkeuze van de notaris is populair en weinig subtiel te noemen, maar naar het oordeel van het hof heeft de notaris daarmee geen afbreuk gedaan aan de eer en waardigheid die de notaris in de uitoefening van haar ambt in acht dient te nemen. Voor het hof weegt daarbij mee dat het hier om een Whatsapp-bericht aan een de notaris bekend persoon ging, niet om een uitlating in het openbaar.
Met de woorden ‘bedenkelijke reputatie’ in de brief van 8 februari 2022 heeft de notaris de grenzen van het betamelijke evenmin overschreden. Het geeft de mening van de notaris op een zakelijke wijze weer en raakt een kennelijk bij de notaris bestaande overtuiging die samenhangt met haar weigering de gevraagde ministerie ongeclausuleerd te verlenen. De woordkeus ‘bedenkelijke’ is, wat er ook van de juistheid van het daarin besloten liggende oordeel zij, niet onnodig grievend. Het hof acht dit onderdeel van de klacht, anders dan de kamer, ongegrond.
Klachtonderdeel 2: uitlatingen in strijd met de geheimhoudingsplicht
5.5.
De kamer heeft geoordeeld dat klager ook bij dit onderdeel van de klacht een redelijk belang heeft omdat de geheimhoudingsplicht onder omstandigheden ter bescherming van de belangen van derden zoals klager dient. Dit betekent volgens de kamer dat het beroep van klager op de geheimhoudingsverplichting van de notaris inhoudelijk getoetst moet kunnen worden.
5.6.
Het hof sluit zich bij deze overwegingen van de kamer over de ontvankelijkheid van klager aan en maakt die tot de zijne.
5.7.
Van schending van de geheimhoudingsplicht door de notaris is in dit geval geen sprake, nu niet is gesteld of gebleken dat de notaris in haar Whatsapp-bericht informatie heeft gebruikt die zij in haar hoedanigheid van notaris onder zich had en waarvan zij de vertrouwelijkheid had dienen te begrijpen. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.
Klachtonderdeel 3: ministerieplicht
5.8.
Klager heeft geen belang bij dit klachtonderdeel. Klager was geen partij bij de voorgenomen transactie en er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan aangenomen moet worden dat klager een belang had bij de voorgenomen transactie, nog daargelaten dat de gemachtigde van klager ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat de voor de overdracht benodigde gelden afkomstig zouden zijn van de holding van klager en niet van klager in privé. Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk.
5.9.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond zijn en klachtonderdeel 3 niet-ontvankelijk is. Het hof zal de beslissing van de kamer vernietigen voor zover klachtonderdeel 1 daarbij gegrond is verklaard en voor zover de notaris daarbij veroordeeld is tot betaling van het door klager betaalde griffierecht.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover het betreft de gegrondverklaring van klachtonderdeel 1 en de veroordeling van de notaris in het door klager betaalde griffierecht;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, H.T. van der Meer en
J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023 door de rolraadsheer.