In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 augustus 2021. De verdachte, geboren in 2000, was veroordeeld voor een overval op een snackbar, waarbij hij onder invloed van cocaïne met een mes de snackbar binnenging en geld eiste van een medewerker. Na de overval werd hij achtervolgd door medewerkers en een omstander, waarbij hij met het mes zwaaide. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar vernietigde de strafoplegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf geëist, maar het hof besloot tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 21 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof hield rekening met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals het afkicken van cocaïne, het volgen van therapie en het vinden van werk. Het hof legde ook een taakstraf op van 240 uren, ter vervanging van 120 dagen hechtenis, om de ernst van het feit te benadrukken. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 312 van het Wetboek van Strafrecht.