ECLI:NL:GHAMS:2023:1168

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
200.321.265/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie minderjarige kinderen, geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De moeder, die in Engeland verblijft, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter van 2 december 2022, waarin de kinderen onder toezicht zijn gesteld van een gecertificeerde instelling en uithuisgeplaatst bij de vader. De moeder verzoekt om de kinderen bij haar terug te plaatsen, terwijl de vader en de Raad voor de Kinderbescherming de bestreden beschikking willen handhaven.

De feiten van de zaak zijn complex, met een geschiedenis van huiselijk geweld en conflicten tussen de ouders. De kinderen verblijven sinds de breuk tussen de ouders bij de vader, die de zorg voor hen op zich heeft genomen. De moeder heeft in januari 2023 hoger beroep ingesteld, en de mondelinge behandeling vond plaats op 9 maart 2023. De moeder was niet aanwezig, maar haar advocaat en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling waren wel aanwezig.

Het hof heeft overwogen dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en dat de huidige situatie van de kinderen bij de vader stabiliteit biedt. De moeder heeft zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen bij de vader, maar het hof oordeelt dat de kinderen momenteel goed functioneren in hun huidige omgeving. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarbij het belang van de kinderen voorop staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.321.265/01
zaaknummer rechtbank: C/13/725965/ JE RK 22-810
beschikking van de meervoudige kamer van 23 mei 2023 in de zaak van
[de moeder],
wonende te [plaats A] , volgens haar verklaring feitelijk verblijvende in Engeland,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. van Koesveld te Utrecht,
en
de Raad voor de Kinderbescherming [plaats A] ,
gevestigd te [plaats A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] );
- [kind 3] (hierna te noemen: [kind 3] ),
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats A] (hierna te noemen: de GI);
- [de vader] (hierna te noemen: de vader).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kinderrechter) van 2 december 2022, waarvan de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 12 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 10 januari 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 2 december 2022.
2.2
De vader heeft op 21 februari 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 23 februari 2023;
- een bericht van de raad van 3 maart 2023 met bijlage.
2.4
Op 8 maart 2023 heeft de voorzitter met [kind 1] en [kind 2] gesproken. De voorzitter heeft op de zitting, samengevat, verslag daarvan gedaan.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 9 maart 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- namens de moeder: haar advocaat;
- mevrouw A. Touber namens de raad;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager en een collega;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van een tolk in de Engelse taal, mevrouw A. Abdullah.
De moeder is, ondanks behoorlijke oproeping, niet in persoon verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit de in april 2022 verbroken relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk ook: de ouders) zijn geboren:
- [kind 1] , [in] 2008 te [plaats B] , Groot-Brittannië;
- [kind 2] , [in] 2010 te [plaats B] , Groot-Brittannië;
- [kind 3] , [in] 2017 te [plaats C] , Groot-Brittannië,
hierna samen ook te noemen: de kinderen.
De kinderen verblijven sinds het uiteengaan van de ouders bij de vader.
Verder is uit deze relatie geboren: [kind 4] , op [in] 2020 te [plaats B] , Groot-Brittannië (hierna te noemen: [kind 4] ). [kind 4] verblijft bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 8 september 2022 zijn de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 8 december 2022. De kinderrechter heeft daarbij tevens een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling voor verblijf bij de vader. Bij beschikking van 22 september 2022 is de beschikking van 8 september 2022 gehandhaafd en is aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing tot 8 december 2022 verleend.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn de kinderen, op het daartoe strekkende verzoek van de raad, voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 2 december 2022 tot 2 december 2023. Daarnaast is, eveneens op het daartoe strekkende verzoek van de raad, voor de duur van zes maanden een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen voor verblijf bij de vader, met ingang van 2 december 2022 tot 2 juni 2023.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, primair het verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen af te wijzen en te bepalen dat de kinderen bij haar moeten terugkeren. Subsidiair heeft zij verzocht de bestreden beschikking te handhaven voor zover het de ondertoezichtstelling betreft en ten aanzien van de uithuisplaatsing te bepalen dat de kinderen dienen te worden geplaatst in een neutrale setting, niet zijnde bij de vader.
4.3
De vader verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat van de moeder het subsidiaire verzoek ingetrokken.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, BW kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Ingevolge het tweede lid van die bepaling kan de machtiging eveneens worden verleend op verzoek van de raad.
Standpunten
5.3
De moeder stelt dat niet voldaan is aan de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen. Ter onderbouwing hiervan voert zij het volgende aan. De ouders hebben tijdens hun relatie veel conflicten gehad en de vader heeft de moeder stelselmatig ernstig mishandeld. Vanwege de aard en de ernst van het huiselijk geweld vreest de moeder voor de gezondheid en de veiligheid van de kinderen bij de vader. De moeder is naar Engeland vertrokken. Zij kon niet anders dan de kinderen bij de vader achterlaten. Zij hoopte dat de kinderen bij hem veilig zouden zijn en dat haar vertrek de nodige rust zou brengen. Nadat de moeder had vernomen dat het bij de vader thuis niet goed ging en [kind 2] had gesmeekt haar te komen halen, is de moeder naar Nederland gekomen om [kind 2] en [kind 3] op te halen. Hoewel de moeder gerechtigd was hen mee te nemen, omdat zij (naar Engels recht) met het eenhoofdig gezag over hen is belast, is zij onderweg naar Engeland aangehouden. De vader heeft ervoor gezorgd dat de moeder geen enkel contact meer met de kinderen heeft kunnen hebben, ook niet via de hulpverlening. De gezondheid en de veiligheid van de kinderen zijn bij de vader niet gewaarborgd. De kinderen vertonen tekenen van een loyaliteitsconflict en van ouderverstoting. Er bestaat veel onduidelijkheid over de situatie bij de vader, ook omdat hij niet aan hulpverlening wil meewerken. Omdat de moeder de kinderen tot voor kort heeft verzorgd en opgevoed, is het in hun belang om bij haar te wonen. De moeder wil echter niet naar Nederland komen, omdat zij niet het risico wil lopen dat zij bij aankomst in Nederland wordt gearresteerd en gedetineerd. Indien het hof van oordeel is dat de kinderen bij de moeder in Engeland zouden moeten worden teruggeplaatst, betekent dat dat de ondertoezichtstelling dient te eindigen dan wel dat moet worden onderzocht of de zaak aan jeugdzorg in Engeland kan worden overgedragen, aldus de moeder.
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep mondeling verweer gevoerd. De raad heeft daarbij verwezen naar zijn rapport van 1 december 2022 en voorts onder meer het volgende aangevoerd. De maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn nog steeds noodzakelijk. De kinderen zitten momenteel bij de vader op de goede plek. Er is nog overwogen of een neutrale plek voor de kinderen passender zou zijn, maar dat is een te heftige ingreep in hun leven. Stabiliteit en rust is voor de kinderen van groot belang en daarvan lijkt nu sprake te zijn. Het is een complexe situatie met een heftige geschiedenis, die ook op de kinderen een schadelijk effect heeft. Het is goed om te horen dat er recent videobelcontact is geweest tussen de kinderen met hun moeder en ook met [kind 4] en dat de GI dat verder vorm wil gaan geven. De komende tijd zal door de GI ook zicht moeten worden verkregen op het perspectief van de kinderen en het is daarnaast van belang dat voor hen de benodigde hulpverlening zal worden ingezet. De vader stelt zich daarin meewerkend op en accepteert de hulp. De raad verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.5
De vader voert aan dat de moeder hem heeft mishandeld en dat zij ook hardhandig tegen de kinderen is geweest. Toen de moeder naar het buitenland vertrok, heeft zij gezegd dat de vader het beste voor de kinderen kon zorgen, omdat zij dat zelf niet meer wilde. Toen de vader te kennen had gegeven dat hij geen relatie meer met de moeder wilde hebben, is zij in augustus 2022 naar Nederland teruggekomen. Nadat de moeder tevergeefs had geprobeerd om de relatie met de vader voort te zetten, heeft zij [kind 2] en [kind 3] meegenomen. [kind 2] heeft weliswaar tegen de moeder gezegd dat zij bij haar wilde zijn, maar [kind 2] was op dat moment in de invloedssfeer van de moeder en zij wilde zich niet houden aan de strikte regels bij de vader thuis. De vader heeft zich tot Veilig Thuis gewend toen de moeder [kind 2] ertoe bewoog om zich slecht te gedragen. Veilig Thuis heeft de vader geadviseerd het contact tussen de moeder en de kinderen (tijdelijk) stop te zetten. Op dit moment gaat het beter met [kind 2] en wil zij bij haar vader blijven wonen. De vader kan zich er niet in vinden dat de kinderen naar de moeder teruggaan. De kinderen hebben rust en voelen zich prettig bij hoe het nu gaat. De vader heeft een goede band met de kinderen. De kinderen gaan nu allemaal naar school, ook [kind 2] . [kind 2] ging in Engeland niet naar school, omdat de moeder haar voor [kind 4] liet zorgen. De vader betwist dat hij geen medewerking verleent aan hulpverlening voor de kinderen. De vader is voornemens in Nederland te blijven wonen, aldus de vader.
5.6
Volgens de GI, zoals blijkt uit de door de GI aan de raad op 22 februari 2023 per e-mail verstrekte informatie, is de vader meewerkend met alle afspraken uit het door de GI opgestelde gezinsplan en stemt hij in met hulpverlening voor hem en de kinderen. De moeder blijft vastzitten in haar emoties richting de vader en in haar wens dat de kinderen richting het buitenland komen. Ter zitting in hoger beroep heeft de GI desgevraagd verklaard dat, zoals de raad in zijn rapport had aangegeven, ten tijde van de uithuisplaatsing en daarna, ook de opvoedsituatie bij de vader en zijn huidige partner is onderzocht.
Beoordeling door het hof
5.7
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken.
De ouders en de kinderen zijn in 2019 vanuit Engeland naar Nederland verhuisd. De ouders hebben een problematische relatie gehad, waarin ook sprake is geweest van huiselijk geweld. De kinderen zijn daarvan getuige geweest. De lezingen van de ouders over het huiselijk geweld lopen uiteen. De moeder zegt door gewelddadig gedrag van de vader heel angstig te zijn geworden. De vader stelt dat de moeder hem heeft mishandeld. Er zijn signalen van fysieke en verbale mishandeling van de kinderen. Beide ouders beschuldigen de ander daarvan. Naar aanleiding van politiemeldingen over huiselijk geweld is Veilig Thuis in 2020 reeds bij het gezin betrokken geraakt. De relatie tussen de ouders is in april 2022 beëindigd. De moeder is vervolgens uit Nederland vertrokken en heeft de kinderen bij de vader achtergelaten. De vader heeft vanaf dat moment de zorg voor de kinderen volledig voor zijn rekening genomen. De moeder is in augustus 2022 naar Nederland teruggekomen. De moeder is aangehouden toen zij, zonder hierover met de vader te hebben overlegd, met [kind 2] en [kind 3] onderweg was naar Engeland. De vader heeft aangifte gedaan van onttrekking aan het ouderlijk gezag door de moeder. Ten tijde van het verlenen van de machtiging tot uithuisplaatsing was niet geheel duidelijk of beide ouders het gezag over de kinderen hadden, waardoor de noodzaak bestond om het verblijf van de kinderen bij de vader te verankeren door middel van die machtiging. Inmiddels lijkt nadere informatie erop te wijzen dat de ouders tezamen met het gezag over [kind 1] en [kind 2] zijn belast en dat alleen de moeder is belast met het gezag over [kind 3] en over [kind 4] . De vader heeft bij de rechtbank inmiddels een procedure aanhangig gemaakt om hem (mede) te belasten met het gezag over de kinderen en over [kind 4] . De vader woont met de kinderen, zijn huidige partner en haar drie kinderen in Nederland en de moeder woont - naar eigen zeggen - met [kind 4] in Engeland, terwijl de vader ervan overtuigd is dat zij niet in Engeland, maar op Jamaica verblijft. Er heeft enige tijd geen contact plaatsgevonden tussen de moeder en de kinderen naar aanleiding van het advies van Veilig Thuis om het contact tussen hen (tijdelijk) stop te zetten. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de moeder en de kinderen in de week voorafgaand aan die zitting door middel van videobellen contact met elkaar hebben gehad en dat dit goed is verlopen. Uit het gesprek van de voorzitter met [kind 1] en [kind 2] is gebleken dat zij dit contact met hun moeder willen houden. De kinderen volgen op dit moment onderwijs. Zij laten alle drie op school zorgelijk gedrag zien en komen in conflicten met anderen. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [kind 1] en [kind 2] op de wachtlijst staan voor diagnostiek en dat school hulpverlening door de Opvoedpoli heeft ingezet. [kind 1] volgt daarnaast op school een traject voor traumaverwerking.
De kinderen zijn door deze gebeurtenissen in het verleden beschadigd en zijn nog steeds kwetsbaar, waardoor zij (extra) behoefte aan veiligheid, stabiliteit en emotionele ondersteuning hebben. Op dit moment gaat het naar omstandigheden goed met hen en ervaren zij rust en stabiliteit bij de vader. Ook zijn er thans geen zorgen bij de GI over de opvoedsituatie bij de vader, verloopt de samenwerking tussen de GI en de vader goed en werkt de vader mee aan noodzakelijk geachte hulpverlening voor de kinderen. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat er op korte termijn zicht komt op het perspectief van de kinderen op de langere termijn. Omdat hierover op dit moment nog onvoldoende duidelijkheid bestaat, kan beëindiging van de ondertoezichtstelling en van de uithuisplaatsing van de kinderen bij hun vader thans niet aan de orde zijn. Nader onderzoek dient uit te wijzen welke opvoedsituatie in het belang van de kinderen is. Totdat daarover meer duidelijkheid is verkregen, acht het hof de bestaande verblijfssituatie van de kinderen bij de vader de juiste. Daarbij merkt het hof nog op dat het ook in het belang van de kinderen is dat de door de GI ingezette hulpverlening en het herstel van het contact met hun moeder op een veilige en voor de kinderen passende manier wordt aangevangen dan wel voortgezet.
5.8
Op grond van al het hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en voor de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen voor verblijf bij de vader ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en ook nu nog aanwezig zijn.
Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
5.9
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. L. Meulman als griffier en is op 23 mei 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.