In deze zaak vordert een arbeidsongeschikte werkneemster in kort geding een voorlopige voorziening om weer toegelaten te worden tot haar werk en om achterstallig loon te ontvangen. De kern van het geschil is of de werkneemster haar arbeidsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd. De werkneemster, appellante, had op 3 april 2022 een e-mail gestuurd naar haar leidinggevende waarin zij haar beslissing om haar dienstverband te beëindigen aankondigde. Na een auto-ongeluk op 22 april 2022 raakte zij arbeidsongeschikt. In hoger beroep is appellante gekomen tegen een vonnis van de kantonrechter die haar vorderingen had afgewezen. Het hof heeft de feiten die door de kantonrechter zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen, met enkele aanvullingen. Het hof oordeelt dat de e-mail van 3 april 2022 moet worden aangemerkt als een duidelijke en ondubbelzinnige mededeling van de werkneemster om haar dienstverband te beëindigen. Het hof concludeert dat er geen omstandigheden zijn die AMC hadden moeten doen twijfelen aan de opzegging. De vorderingen van appellante worden afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. Appellante wordt veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.