ECLI:NL:GHAMS:2023:113

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
23-001713-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van strafmaat en overschrijding van redelijke termijn in diefstalzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 juli 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor diefstal van meerdere portemonnees en een telefoon uit een kantoorruimte van een café in Amstelveen. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, maar vernietigde de strafoplegging en verving de bewijsmiddelen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, maar het hof matigde deze straf tot 7 weken, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van het proces. De verdachte had op 7 augustus 2020 hoger beroep ingesteld, maar het hof deed pas meer dan 2 jaar later uitspraak. Het hof overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een hinderlijk feit dat veel overlast en schade voor ondernemers veroorzaakt. De verdachte had eerder veelvuldig voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, wat het hof in zijn nadeel meeweegt. De straf werd gematigd tot 7 weken gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001713-20
datum uitspraak: 18 januari 2023
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 juli 2020 in de strafzaak onder parketnummer
13-151971-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1982,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen vervangt door de bewijsmiddelen die (in die gevallen waarin de wet dit vereist) in een later bij dit verkort arrest te voegen bijlage zullen zijn vervat. Voor de goede orde overweegt het hof dat dit betekent dat ook de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de daarbij opgelegde schadevergoedingsmaatregel in stand blijft.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van meerdere portemonnees en een telefoon uit een kantoorruimte van [café01] te Amstelveen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Diefstal is een hinderlijk feit dat voor ondernemers veel overlast en financiële schade veroorzaakt. Dit alles heeft de verdachte ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen financiële gewin. Het hof rekent de verdachte in het bijzonder de slinkse en brutale wijze waarop hij de diefstal heeft uitgevoerd, te weten door het pand op klaarlichte dag te betreden op een voor de horecaonderneming druk moment, om zodoende onopvallend bij het kantoor te kunnen komen, ten zeerste aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 december 2022 is hij bovendien eerder veelvuldig ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt het hof in zijn nadeel mee.
Gelet op de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte komt enkel een vrijheidsbenemende straf als straf in aanmerking. Dit klemt te meer, nu de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen. Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, passend en geboden. Daarbij houdt het hof rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof stelt echter vast dat in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De verdachte heeft op 7 augustus 2020 hoger beroep in doen stellen, terwijl het hof eerst op 18 januari 2023 - 2 jaren en ruim 5 maanden later - arrest wijst. In deze overschrijding van de redelijke termijn met ruim 5 maanden ziet het hof aanleiding om de straf te matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en door de politierechter opgelegde maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Jongeling, mr. N. van der Wijngaart, en mr. N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van
mr. L.C. de Groot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 januari 2023.
=========================================================================
[…]