ECLI:NL:GHAMS:2023:110

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
23-001134-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging met verbetering van gronden en met uitzondering van de straf en de beslissing op de vordering ten uitvoerlegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 15 april 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het medeplegen van een diefstal met braak en inklimming bij een winkel in Heerhugowaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter grotendeels bevestigd, maar de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging zijn vernietigd. De verdachte was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, wat het hof in zijn nadeel heeft gewogen. Echter, het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die recentelijk waren verbeterd. De verdachte had een bewindvoerder en zijn schulden werden afbetaald. Het hof oordeelde dat het niet wenselijk was om de verdachte opnieuw vrijheidsbeneming op te leggen, gezien zijn positieve ontwikkelingen. Daarom werd een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, aangevuld met een taakstraf van 180 uren. De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd gedeeltelijk toegewezen, maar ook hier werd rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de straffen gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 22b, dat het taakstrafverbod regelt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001134-22
datum uitspraak: 18 januari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 april 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 15-024662-22 en 15-208115-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat:
  • het hof het door de politierechter onder II opgenomen bewijsmiddel weglaat;
  • de (overige) bewijsmiddelen alsnog zullen worden uitgewerkt na het eventueel instellen van beroep in cassatie.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 180 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht om – in het geval van een bewezenverklaring en onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (1 dag) en daarnaast een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met braak en inklimming bij [winkel] te Heerhugowaard. Bedrijfsinbraken zijn zeer ergerlijke feiten, die naast financiële schade ook veel hinder en overlast veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven en zorgen voor onrust bij het personeel ervan. De verdachte was kennelijk alleen uit op eigen financieel gewin en heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen. Het hof rekent de verdachte in het bijzonder de planmatige en doortrapte wijze van handelen, te weten een voorafgaande voorverkenning bij het pand, klaarblijkelijk bedoeld om de latere inbraak te vergemakkelijken, aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 december 2022 is hij eerder voor (gekwalificeerde) vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt. Bovendien blijkt uit dit uittreksel dat aan de verdachte ter zake van (poging tot) diefstal met braak op 22 december 2017 en 8 november 2019 een taakstraf is opgelegd en dat de verdachte deze taakstraf ook heeft verricht. Gelet daarop is artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (het zogeheten taakstrafverbod) van toepassing.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive van de verdachte, is het hof van oordeel dat in beginsel alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als passend kan worden beschouwd. Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om in het voordeel van de verdachte anders te beslissen. De privésituatie van de verdachte met betrekking tot zijn financiën, schulden en woonsituatie lijkt recentelijk te zijn gestabiliseerd. De verdachte heeft een bewindvoerder, zijn schulden worden afbetaald en de verdachte beschikt over een woonplek. Het hof acht het niet wenselijk dat deze prille positieve ontwikkelingen worden doorkruist door strafoplegging die (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarom zal de gevangenisstraf – mede gelet op het toepasselijke taakstrafverbod – grotendeels in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Vanwege de ernst van het feit kan naar het oordeel van het hof echter niet worden volstaan met een nagenoeg geheel voorwaardelijke straf, zodat de verdachte ook zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 oktober 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden op de grond dat de verdachte de aan de proeftijd van deze voorwaardelijke straf verbonden algemene voorwaarde heeft overtreden.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen, namelijk voor de duur van één maand.
De vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom dient, uit een oogpunt van normhandhaving, in beginsel de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te worden gelast. Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om slechts de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf te gelasten, zoals de politierechter heeft gedaan, en voorts om in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van één maand grotendeels een taakstraf te gelasten. Gelet op het ook in dit verband toepasselijke taakstrafverbod kan van een volledige omzetting echter geen sprake zijn.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
119 (honderdnegentien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van het openbaar ministerie en gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 oktober 2020 in de zaak met parketnummer 15-208115-20, te weten een gevangenisstraf voor de duur
van 1 (één) maand, maar gelast – afgezien van een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) dag– in plaats daarvan een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verrichten te vervangen door
29 (negenentwintig) dagen hechtenis.
Wijst de vordering van het openbaar ministerie voor het overige af.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. S. Jongeling en mr. N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Groot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 januari 2023.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
[…]