ECLI:NL:GHAMS:2023:1052

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
23-002551-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van cocaïne op Schiphol met aanpassing van de strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 15 september 2022. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, was beschuldigd van het medeplegen van de invoer van cocaïne op luchthaven Schiphol. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal had een straf van 38 maanden geëist, maar het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander meer dan 4,8 kilogram cocaïne heeft ingevoerd door deze in koffers mee te nemen in een vliegtuig. De cocaïne was bedoeld voor verdere verkoop en verspreiding, wat een ernstig gevaar voor de volksgezondheid met zich meebrengt. Het hof heeft de verdachte aangerekend dat hij een substantiële bijdrage heeft geleverd aan deze ernstige strafbare feiten. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld, heeft het hof geoordeeld dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal plaatsvinden in een penitentiaire inrichting, met de mogelijkheid van deelname aan een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling in de toekomst.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002551-22
datum uitspraak: 12 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 15 september 2022 in de strafzaak onder parketnummer
15-126605-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1996,
thans gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 april 2023 en 12 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof het eerstgenoemde bewijsmiddel in het vonnis (de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 1 september 2022) zal vervangen door het bewijsmiddel dat in het geval van het eventueel instellen van beroep in cassatie zal worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden.
De raadsvrouw heeft betoogd dat bij het bepalen van de strafmaat uit dient te worden gegaan van alleen de hoeveelheid cocaïne die in de koffer van de verdachte zat (ongeveer 2,4 kilogram), dat rekening dient te worden gehouden met de lage leeftijd van de verdachte en dat de verdachte zijn detentie als loodzwaar ervaart, zodat het strafdoel van speciale preventie al is bereikt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het invoeren van een grote hoeveelheid (ruim 4,8 kilogram) cocaïne op luchthaven Schiphol, door die in koffers in het vliegtuig mee te nemen. Gelet op de hoeveelheid cocaïne, de afgelegde route en de opdrachtgevers over wie de verdachte spreekt, kan het niet anders dan dat deze cocaïne was bedoeld voor verdere verkoop en verspreiding. Harddrugs als cocaïne leveren een ernstig gevaar voor de volksgezondheid op en de handel ervan gaat dikwijls gepaard met verschillende vormen van (soms zware en/of gewelddadige) criminaliteit. Het hof rekent de verdachte aan dat hij hieraan een substantiële bijdrage heeft geleverd.
Dergelijke ernstige strafbare feiten kunnen in beginsel niet anders worden afgedaan dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof heeft gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelet en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de omstandigheid dat hij blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 april 2023 niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Anders dan de rechtbank ziet het hof geen aanleiding om de verdachte hiernaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. W.S. Ludwig en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 mei 2023.
=========================================================================
[…]