ECLI:NL:GHAMS:2023:1049

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
23-001433-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van verbalisanten en verzet bij uitzetting van opvanglocatie met beroep op putatief noodweerexces

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor mishandeling van verbalisanten. De verdachte, geboren in 1976, was betrokken bij een incident op 22 juli 2019, waarbij zij en haar dochter uit een opvanglocatie moesten worden gezet. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf, maar het gerechtshof vernietigde dit vonnis en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde mishandelingen. De Hoge Raad had de zaak terugverwezen naar het hof na een eerdere vernietiging van het arrest van het hof. De verdachte voerde aan dat zij zich verdedigde tegen een onrechtmatige aanhouding door de politie, die haar en haar dochter uit de opvanglocatie wilden zetten. Het hof oordeelde dat de verdachte in redelijkheid kon menen dat zij zich moest verzetten tegen de aanhouding, gezien de omstandigheden waaronder deze plaatsvond. Het hof concludeerde dat de verdedigingshandelingen van de verdachte, hoewel buitenproportioneel, voortkwamen uit een hevige gemoedsbeweging. Daarom werd het beroep op putatief noodweerexces geaccepteerd, wat leidde tot vrijspraak van de mishandelingen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001433-22
Datum uitspraak: 1 maart 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 24 mei 2022 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-176643-19 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1976,
adres: [adres01] .

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 8 december 2020 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 24 mei 2022 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 ten laste gelegde en de strafoplegging, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 februari 2023.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
2.
zij op of omstreeks 22 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
- [verbalisant01] , heeft mishandeld door eenmaal of meermalen met kracht in de (wijs)vinger van die voornoemde [verbalisant01] , althans in zijn hand te bijten, en/of
- [verbalisant02] heeft mishandeld door die [verbalisant02] een of meerdere malen in haar schaamstreek, in elk geval tegen haar lichaam, te trappen.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Standpunten

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld voor het onder 2 ten laste gelegde tot dezelfde straf als eerder door het gerechtshof opgelegd. Daartoe is aangevoerd dat het binnentreden van de kamer van de opvanglocatie, de aanhouding van de verdachte en het gebruik van de pepperspray rechtmatig was. De politie heeft derhalve rechtmatig gehandeld en de verdachte komt zodoende geen beroep op noodweer(exces) toe.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de verdachte vrij te spreken, subsidiair te ontslaan van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat de politie onrechtmatig was binnengetreden, omdat de verdachte en haar dochter ervan uitgingen en mochten gaan dat zij hangende een procedure bij de voorlopige voorzieningenrechter mochten verblijven op de noodopvang. Bovendien was de aanhouding van de verdachte onrechtmatig en het gebruik van de pepperspray ook. De verdachte verzette zich tegen de onrechtmatige aanhouding en had geen opzet op het toebrengen van pijn of letsel. Subsidiair wordt een beroep gedaan op noodweer. Daartoe is aangevoerd – naast het onrechtmatig handelen van de politie – dat zij de dochter hoorde lijden terwijl zij sikkelcelanemie en ernstige astma heeft en de verdachte zich moest verdedigen tegen de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van haarzelf en haar dochter. Mocht een beroep op noodweer niet slagen dan komt de verdachte een beroep toe op noodweerexces, nu zij door het lijden van de dochter en het onrechtmatige optreden van politie in een hevige gemoedsbeweging verkeerde en daardoor de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreed.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof stelt het volgende vast.
De verdachte verbleef samen met haar dochter op de noodopvanglocatie voor dakloze gezinnen [locatie01] . Zij waren daar geplaatst vanuit de Geestelijke Gezondheidsdienst [plaats01] en zij dienden de locatie uiterlijk op 22 juli 2019 om 9:00 uur te verlaten. De verdachte is medegedeeld dat indien zij en haar dochter de opvanglocatie dan nog niet zouden hebben verlaten, de politie zou worden ingeschakeld. Toen de verdachte en dochter op 22 juli 2019 om 9:00 uur de opvanglocatie nog niet hadden verlaten, is door een medewerker van de opvanglocatie de politie gebeld.
Rond 09:53 uur kreeg verbalisant [verbalisant02] de melding van het operationeel centrum te [plaats01] naar de opvanglocatie te gaan. Zij kreeg de melding dat er bij de opvanglocatie een Ghanese vrouw en haar dochter waren die uitgezet moesten worden, waarbij werd vermeld dat de verdachte al 18 jaar in Engeland had gewoond en overleg was gevoerd met de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel. De medewerkers vertelden dat zij verbaal agressief en licht ontvlambaar waren en niet van plan om te vertrekken. Omstreeks 10:02 uur is verbalisant [verbalisant02] samen met verbalisant
[verbalisant01] gearriveerd bij de opvanglocatie.
De verbalisanten en enkele medewerkers van de opvanglocatie zijn naar de kamers gelopen waar de verdachte en haar dochter verbleven. De verbalisant [verbalisant02] heeft aangeklopt, waarna de dochter van de verdachte opendeed en richting een andere kamer liep en de deur van die kamer opendeed. Daar zaten twee vrouwen, onder wie de verdachte. De verdachte stond direct op en riep in het Engels dat de verbalisanten moesten wachten en dat ze moest bellen met haar advocaat. Er kwam een andere vrouw aanrennen met een telefoon in de hand. Zij had de advocaat aan de lijn en gaf de telefoon aan de verdachte. De verbalisanten hoorden de verdachte zeggen dat zij toch niet met haar kind de straat op kan en dat ze haar weg willen hebben. De verdachte duwde vervolgens de telefoon in de hand van verbalisant [verbalisant02] . Verbalisant [verbalisant02] zag op het scherm ‘Laywer’ staan en zij bleek een vrouwelijke advocaat aan de lijn te hebben. De advocaat heeft toen gezegd dat ze contact had gehad met de gemeente omdat de gemeente verantwoordelijk is voor de uitzetting. Een medewerker van de gemeente zou gezegd hebben dat de advocaat bevoegd is om te zeggen dat de uitzetting niet door kan gaan. De verbalisant heeft de advocaat laten weten daar geen vertrouwen in te hebben en dat in dat geval één van de medewerkers van de opvang dit zou hebben gehoord. De leidinggevende van de afdeling van de opvanglocatie stond ten tijde van dit incident erbij en heeft eveneens telefonisch contact gehad met de advocaat. De verbalisant hoorde deze medewerker zeggen tegen de advocaat dat hij/zij een andere opdracht had en dat de GGD de organisatie is waarmee in dit geval contact moest worden opgenomen.
Vervolgens hebben de verbalisanten de verdachte en de dochter verzocht de opvanglocatie te verlaten. De verdachte gooide hierop de deur van de kamer dicht en deed de deur op slot. Verbalisant [verbalisant02] kreeg de sleutel van één van de medewerkers van de opvanglocatie en heeft de deur geopend. Even later is er wederom telefonisch contact geweest met de advocaat. De verdachte en de dochter is nogmaals kenbaar gemaakt dat ze het pand moesten verlaten. De verbalisanten hebben overleg gehad en voorzagen dat de verdachte en de dochter zich zouden gaan verzetten, waarop zij extra collega’s hebben opgeroepen.
Toen de collega’s van politie waren gearriveerd is het plan gemaakt om allereerst de dochter aan te houden als verdachte van lokaalvredebreuk. De verbalisant [verbalisant01] pakte de dochter bij haar arm en zij begon direct met veel kracht om zich heen te slaan en te schoppen richting alle vier de politieambtenaren. De dochter is uit de kamer getrokken en op de grond gefixeerd. Vervolgens kwam de moeder de deur uit lopen, waarop verbalisant [verbalisant02] de deur dichtgooide en deze blokkeerde. Terwijl de dochter werd geboeid heeft verbalisant [verbalisant02] de deur van de kamer waar de verdachte verbleef op slot gedaan. Op het moment dat de dochter aan de overkant van de gang gepositioneerd was gingen de politieambtenaren over tot het aanhouden van de verdachte. De verbalisant [verbalisant02] deed de deur van het slot, deed de deur open en zag dat de moeder direct hevig slaand en schoppend naar buiten kwam. Twee ambtenaren van de politie pakten haar bij de armen, waarna verbalisant [verbalisant02] naar voren stapte en toen een zeer harde trap voelde van de verdachte in haar schaamstreek. De verbalisanten kregen de verdachte onder controle op de grond om handboeien aan te leggen. De verdachte bleef hevig in verzet komen en op enig moment gedurende dit verzet is de verbalisant [verbalisant01] in zijn vinger gebeten.
De politieambtenaren zijn ervan uitgegaan dat zij de verdachte en de dochter moesten uitzetten omdat zij onrechtmatig in de opvanglocatie verbleven. Dit werd ter plekke bevestigd door de leidinggevende van de afdeling waar de verdachte en haar dochter verbleven. Tegelijkertijd is de verdachte ervan uitgegaan dat zij tot een uitspraak in kort geding met haar dochter zou mogen blijven in de opvanglocatie, nu haar advocaat haar had medegedeeld dit van de bevoegde medewerker van de gemeente te hebben vernomen. Dat de advocaat die mededeling heeft gedaan aan de verdachte zelf en daarnaast aan verbalisant [verbalisant02] , blijkt uit hetgeen de verbalisanten [verbalisant02] en [verbalisant01] omtrent het telefonische contact hebben geverbaliseerd. De verdachte voert aan zij en haar dochter zich gelet op die mededeling van de advocaat door de aanhouding en de op handen zijnde uitzetting in hun lichamelijke integriteit en hun huisrecht/verblijfsrecht aangetast voelden. Ook zouden zij – bij uitzetting – geen dak boven hun hoofd hebben. Door deze situatie was in de ogen van de verdachte sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van haar eigen lijf en dat van haar dochter. Zij meende zich daartegen te mogen verzetten, aldus de verdachte.
Dat de aanhouding van de verdachte en haar dochter door de politieambtenaren rechtmatig was, staat buiten twijfel. Gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval, is het hof evenwel van oordeel dat de verdachte in redelijkheid kon en mocht menen dat zij zich tegen die aanhouding moest verdedigen op de manier waarop zij dat heeft gedaan. Vlak voor de aanhouding had haar advocaat immers zonder voorbehoud aan haar en aan de verbalisanten doorgegeven dat de gemeente had bevestigd dat zij en haar dochter hangende een kort geding in de opvang mochten blijven. Er was voor de verdachte geen reden aan de juistheid van deze mededeling te twijfelen en het moet voor de verdachte onverklaarbaar zijn geweest dat de verbalisanten die mededeling negeerden. De verdachte dwaalde kortom verschuldigbaar over de rechtmatigheid van de aanhouding van haar en haar dochter, en kon en mocht menen dat zij zich tegen deze aanhouding mocht verdedigen. Het hof acht aannemelijk dat de aanhouding een hevige gemoedsbeweging bij de verdachte veroorzaakte, niet alleen omdat zij en haar dochter uit de noodopvang zouden worden gezet en dus zonder dak boven hun hoofd zouden komen te staan, maar ook omdat de verdachte kort daarvoor de aanhouding van haar dochter had ervaren, hetgeen de verdachte nog extra zal hebben geraakt door de gezondheidsproblemen van de dochter (astma en sikkelcelanemie).
Het hof is van oordeel dat de verdedigingshandelingen van de verdachte – de trap en het bijten in de vinger – in de gegeven omstandigheden als buitenproportioneel moeten worden aangemerkt. Er was geen enkele reden om de agenten op deze wijze toe te takelen.
Al met al brengt het voorgaande het hof tot het oordeel dat het beroep van de verdachte op putatief noodweer niet slaagt, maar het beroep op putatief noodweerexces wel. De verwijtbaarheid van het handelen van de verdachte komt daarmee te vervallen zodat vrijspraak moet volgen van de ten laste gelegde mishandelingen.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 200,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant02]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant01]
Verklaart de benadeelde partij [verbalisant01] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant02]
Verklaart de benadeelde partij [verbalisant02] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. E. van Die en mr. A.J. van Es, in tegenwoordigheid van mr. N. van Gelder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 maart 2023.
mr. A.J. van Es is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]