In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 februari 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die werd vernietigd. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een (lok)portemonnee van de politie, het voorhanden hebben van een valse identiteitskaart en opzetheling van een mobiele telefoon. Het hof overwoog dat de diefstal van een portemonnee, ook al was het een lokportemonnee, niet alleen financiële schade met zich meebrengt, maar ook overlast voor de eigenaar. De verdachte had geen respect voor het eigendomsrecht van anderen en maakte misbruik van het vertrouwen in identiteitsdocumenten. De opzetheling van de mobiele telefoon droeg bij aan het bevorderen van vermogensdelicten. Het hof oordeelde dat er een hoog recidiverisico was, gezien de eerdere veroordelingen en de huidige omstandigheden van de verdachte. De opgelegde straf werd verhoogd tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, met een maand onvoorwaardelijk en twee jaren voorwaardelijk. Het hof besloot dat de tijd in voorarrest in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op, zodra de duur van de hechtenis gelijk was aan de opgelegde straf.