ECLI:NL:GHAMS:2023:1027

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
23-002589-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van bedreiging en mishandeling door verdachte tegen moeder en zoon

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1968, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 15 september 2022, waarin hij vrijgesproken was van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder bedreiging van zijn moeder en mishandeling van zijn zoon. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken in eerste aanleg, conform artikel 404, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte op 9 januari 2022 zijn moeder heeft bedreigd met de dood, door haar te zeggen dat hij haar zou vermoorden en haar nek zou breken. De andere feiten, waaronder de mishandeling van zijn zoon en het overtreden van een gedragsaanwijzing, zijn niet bewezen verklaard, waardoor de verdachte daarvan is vrijgesproken. Het hof heeft de eerdere verklaring van de moeder als betrouwbaar beschouwd, ondanks haar terugkomst op de aangifte. De verdachte is strafbaar bevonden voor de bedreiging en het hof heeft een taakstraf van 40 uren opgelegd, met bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de reclassering. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de bedreiging en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd, evenals de problematiek van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002589-22
datum uitspraak: 26 april 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 september 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-007105-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1968,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 en 5 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is voor zover in hoger beroep aan de orde tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (zijn moeder) [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die voornoemde [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga je vermoorden en ik ga je nek breken. Ik ga je buik opensnijden. Dat mes is al geslepen.”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 6 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (zijn zoon) [slachtoffer02] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer02] :
– meermaals, althans eenmaal, (met gebalde vuisten) op zijn lichaam te slaan/stompen/schoppen en/of
– meermaals, althans eenmaal (met gebalde vuisten) op/tegen zijn hoofd/gezicht te slaan/stompen;
4.
hij op of omstreeks 31 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 13 januari 2022 gegeven door de officier van justitie te Amsterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich zal onthouden van contact met [naam01] (geboren op [geboortedatum02] 1979 te [geboorteplaats02] , [geboorteland02] ) door contact te zoeken met voornoemde [naam01] , door haar te benaderen op/aan de straat, althans het schoolplein aan de [adres02] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak feiten 2 en 4

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, nu ten aanzien van feit 2 de aangifte in onvoldoende mate wordt ondersteund door ander objectief bewijs en ten aanzien van feit 4 niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte daar toen opzettelijk (al dan niet in voorwaardelijke vorm) contact heeft gezocht met zijn ex-vrouw.

Bewijsoverweging feit 1

De aangeefster van het onder 1 tenlastegelegde feit is door de rechter-commissaris gehoord. Bij die gelegenheid heeft zij verklaard spijt te hebben van haar aangifte tegen haar zoon, die zij in een emotioneel stadium zou hebben gedaan. Haar verklaring bij de politie zou zwaar overtrokken zijn geweest, ze wilde vooral dat hij geholpen werd. Aldus is de aangeefster in aanzienlijke mate op haar eerdere verklaring teruggekomen. Desalniettemin acht het hof die eerdere verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Aan dat oordeel dragen de volgende omstandigheden bij:
  • direct na het incident heeft de aangeefster 112 gebeld en gezegd dat zij aangifte wilde doen omdat de verdachte haar met de dood had bedreigd. Vervolgens heeft zij niet alleen een gedetailleerde aangifte gedaan van de bedreigingen, maar ook klacht met de uitdrukkelijke wens om tot vervolging over te gaan. De volgende dag én de daarop volgende dag heeft de aangeefster telefonisch contact gehad met de politie naar aanleiding van de aangifte, en heeft daarbij niets teruggenomen van de bedreigingen jegens haar;
  • ook tegenover de rechter-commissaris heeft de aangeefster verklaard dat de verdachte heel boos was en intimiderend. De verdachte heeft dit ook bevestigd, in die zin dat hij in zijn verklaring tegenover de politie heeft gezegd dat hij toen een confrontatie en ruzie met zijn moeder had en boos was.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 januari 2022 te Amsterdam zijn moeder [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die voornoemde [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga je vermoorden en ik ga je nek breken. Ik ga je buik opensnijden. Dat mes is al geslepen.”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien dagen met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren. Daarbij heeft de politierechter bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder een locatie- en contactverbod.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 130 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van drie jaren. Daarbij heeft de advocaat-generaal gevorderd de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 30 maart 2023 en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zijn moeder op intimiderende wijze en in grove bewoordingen bedreigd. Mede door eerdere geweldservaringen is zij daardoor zo bang geworden dat zij haar huis in is gevlucht en 112 heeft gebeld. Nu het hof, anders dan de politierechter, enkel tot bewezenverklaring van deze mondelinge bedreiging komt is een gevangenisstraf, al dan niet in voorwaardelijke vorm, in dit geval niet aan de orde, ook gelet op het ontbreken van relevante justitiële documentatie bij de verdachte. De ernst van de bedreiging rechtvaardigt naar het oordeel van het hof een taakstraf in de vorm van een werkstraf. Het hof zal overgaan tot oplegging van een deels voorwaardelijke straf en overweegt daartoe als volgt.
De aangifte door de moeder van de verdachte dient, zo zegt zij ook zelf, gezien te worden als een schreeuw om hulp voor de verdachte. Uit het reclasseringsrapport van 30 maart 2023 blijkt dat er bij de zichzelf als slachtoffer ziende verdachte sprake is van een gebrek in probleemhantering, probleemoplossend vermogen en impulsiviteit. Grensoverschrijdend en agressief gedrag zijn hierdoor aangemerkt als risico verhogende factoren. De reclassering acht een groot aantal bijzondere voorwaarden noodzakelijk teneinde het recidiverisico te verminderen.
Het hof herkent het beeld dat de reclassering heeft geschetst over de verdachte. Ter terechtzitting in hoger beroep maakte de verdachte een sterk externaliserende en op geen enkel moment zelf-reflecterende indruk. Teneinde de kans op herhaling van agressieve delicten te verlagen, zal het hof dan ook het advies van de reclassering volgen en tot oplegging van een groot aantal bijzondere voorwaarden overgaan. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof geen termen aanwezig de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bepalen.
Al met al acht het hof, gelet op de ernst van het feit, de houding van de verdachte en de bij hem vastgestelde problematiek, een deels voorwaardelijke werkstraf met de hierna geformuleerde bijzondere voorwaarden passend en geboden. In het voorgaande ligt besloten dat het verzoek van de verdediging om over te gaan tot toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt gepasseerd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 en 5 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 2
0 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
- meewerkt aan diagnostiek en zich - indien uit diagnostiek noodzaak daartoe blijkt - laat behandelen door [instelling01] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, voor zover de reclassering dat nodig acht. De instelling is te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zonodig zodra een passende plek beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van een structurele dagbesteding hetzij onderwijs/werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. N. van der Wijngaart en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. S. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 april 2023.
Mr. N. van der Wijngaart, mr. W.S. Ludwig en mr. S.H.M. van Gennip zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.