Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Artikel 4 Servicer
Artikel 6 Kosten
Artikel 15 Algemeen
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van TRFI B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. TRFI is een onderneming die handelsvorderingen van ondernemers koopt en heeft een overeenkomst gesloten met Metselbedrijf [X B.V.] voor het gebruik van haar diensten. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat TRFI een bedrag van € 17.486,07 aan [X B.V.] moest terugbetalen, omdat TRFI onvoldoende had aangetoond dat zij gerechtigd was om dit bedrag te verrekenen op basis van de TREFI overeenkomst. TRFI heeft in hoger beroep zes grieven ingediend, waarbij zij onder andere aanvoert dat de kosten voor de werkzaamheden van de incassoservice Intrum Justitia voor rekening van [X B.V.] komen en dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er sprake was van onverschuldigde betaling.
Het hof heeft de grieven van TRFI in grote lijnen gegrond verklaard. Het hof oordeelt dat de kosten voor de werkzaamheden van Intrum, die als de aangewezen 'Servicer' incassowerkzaamheden heeft uitgevoerd, op grond van de gemaakte afspraken voor rekening van [X B.V.] komen. De artikelen in de TREFI overeenkomst zijn duidelijk en de boekenclausule die partijen hebben afgesproken, houdt in dat de administratie van TRFI als volledig bewijs geldt, tenzij [X B.V.] tegenbewijs levert. Aangezien [X B.V.] niet voldoende heeft aangetoond dat de door TRFI doorbelaste kosten onjuist zijn, heeft het hof geoordeeld dat de kantonrechter het vonnis ten onrechte heeft toegewezen.
Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [X B.V.] af. Tevens wordt [X B.V.] veroordeeld tot terugbetaling aan TRFI van het bedrag dat TRFI ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [X B.V.] heeft voldaan, vermeerderd met wettelijke rente. [X B.V.] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.