Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X]
2. [appellant sub 2]
3. [appellant sub 3]
4. [appellant sub 4]
5. [appellant sub 5]
6. [appellant sub 6]
7. [appellant sub 7]
8. [appellant sub 8]
9. [appellant sub 9]
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief Iaangaande de overwegingen 1.6 en 1.12 omtrent de uitvoering van de pensioenregeling vanaf 1 januari 2007 door Winterthur, niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Met deze grief I wordt hierna rekening gehouden. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
wordt niet meer toegezegd dan dat er ook na de overgang naar Winterthur een directe koppeling blijft bestaan tussen eventuele indexatie en winstdeling, die derhalve afhankelijk is van de middelen die door de verzekeraar ter beschikking worden gesteld.
geen aanspraak zou kunnen maken op aanvullende indexaties omdat het begrip middelen in artikel 15 van dat reglement niet kan worden uitgelegd op de door hem voorgestane wijze.”
3.Beoordeling
“(…) de volgende beslissingen van het arrest van het hof van 30 mei 2017 (…) gezag van gewijsde hebben:
zelfte financieren. Zij betogen slechts dat JTI als werkgever uit hoofde van haar resultaatsverbintenis dan wel artikel 95 Pw gehouden is om zorg te dragen voor voldoende financiering bij de pensioenuitvoerder zodat de kans van toekenning van afgesproken toeslagen aansluit bij het niveau van de ambitie. Met grief VI wijzen [X] c.s. op een tussenarrest van het gerechtshof Den Bosch van 7 januari 2020 (ECLI:NL:GHSHE:2020:8) en grief VII heeft geen zelfstandige betekenis.
voorwaardelijkrecht op indexatie gold, dat JTI in beginsel mag beslissen dat indexatie uitsluitend wordt verleend indien de overrente dat toelaat en dat de indexatieregeling, zoals opgenomen in het Generali reglement dus is toegestaan (zie hierover de rov. 3.4.10-3.4.11 en 3.5.2-3.5.3 in het arrest van 30 maart 2017 in zaak 200.187.358/01, [X] / JTI en anderen).
kansop het verlenen van toeslagen in het leven wordt geroepen. Reeds uit het toekennen van de indexatie over de jaren 2010 tot en met 2015 blijkt dat die kans voldoende reëel was, immers gerealiseerd is. De vraag in welke mate een indexatieperspectief reëel dient te zijn ( [X] c.s. menen dat die kans minstens 50% dient te zijn) behoeft daarmee geen verdere beantwoording.