ECLI:NL:GHAMS:2022:925

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
21/00113
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke indeling van puffy stickers en letter stickers in de Gecombineerde Nomenclatuur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van puffy stickers en letter stickers in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). De belanghebbende, [X] B.V., had eerder een verzoek tot terugbetaling van douanerechten ingediend, dat door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane was afgewezen. De rechtbank Noord-Holland had in een eerdere uitspraak op 12 januari 2021 het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de inspecteur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. De inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het Hof heeft de feiten vastgesteld en beoordeeld of de stickers correct waren ingedeeld. De rechtbank had geoordeeld dat de puffy stickers niet plat waren en dat ze moesten worden ingedeeld onder GN-code 4911, terwijl de letter stickers niet als drukwerk konden worden ingedeeld. Het Hof heeft deze beoordeling bevestigd voor de puffy stickers, maar niet voor de letter stickers, die volgens het Hof onder post 3926 moesten worden ingedeeld. Het Hof oordeelde dat de inspecteur niet meer belasting had geheven dan wettelijk verschuldigd was, en verklaarde het hoger beroep van de inspecteur gegrond. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, behoudens de beslissing inzake het griffierecht, en de belanghebbende kreeg een terugbetaling van € 497,96 toegewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste indeling van goederen in de douanerechten en de criteria die daarbij in acht moeten worden genomen, zoals de objectieve kenmerken van de goederen en de relevante GN-bepalingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 21/00113
1 maart 2022
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 12 januari 2021 in de zaak met de kenmerk HAA 19/4072 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: E. Stoker
en
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Belanghebbende heeft op 5 juni 2018 een verzoek tot terugbetaling van een bedrag van € 2.251,47 ingediend, welk verzoek bij beslissing van 17 januari 2019 door de inspecteur is afgewezen.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak van 5 juli 2019 het door belanghebbende tegen deze beslissing gemaakte bezwaar afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft in haar
uitspraak van 12 januari 2021 als volgt op het beroep beslist (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ en ‘verweerder’).
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 5 juli 2019;
- vernietigt de beslissing van 17 januari 2019;
- draagt verweerder op om met in achtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het verzoek tot terugbetaling van eiseres van 3 juni 2018;
- draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht tot een bedrag van € 345
aan eiseres te vergoeden.”
1.4.
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 25 januari 2021. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De inspecteur heeft op 20 januari 2022 een nader stuk ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2022. Van het verhandelde
ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld.
“1. [bedrijf A] heeft op 6 juni 2015 als direct vertegenwoordiger van eiseres aangifte gedaan tot plaatsing onder de regeling ‘in het vrije verkeer brengen’ van goederen, onder meer voor drie verschillende soorten stickers, die blijkens de onderliggende stukken kunnen worden omschreven als “abc jewelry stickers”, “puffy stickers” en “letter stickers”. Eiseres heeft de stickers daarbij ingedeeld in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) onder Taric-code 3919 90 00 99, zelfklevende platte producten van kunststof.
2. Op 6 juni 2015 heeft verweerder ter zake van onder meer de stickers een verzameluitnodiging tot betaling uitgereikt. Hierin is voor de stickers een verschuldigd bedrag van € 2.251,47 douanerecht (6,5% van de douanewaarde) vermeld.
3. Op 3 juni 2018 heeft eiseres ter zake van de stickers een verzoek tot terugbetaling ingediend voor een bedrag van € 2.251,47, waarbij zij heeft verzocht om indeling van de stickers onder GS-post 4911, omdat het geen platte stickers betreft.
4. Verweerder heeft het verzoek om terugbetaling afgewezen omdat hij op basis van de overgelegde foto’s de aard en de samenstelling van de goederen niet kon vaststellen, zodat de goederen niet konden worden ingedeeld.
5. In de uitspraak op bezwaar van 5 juli 2019 heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de abc jewelry stickers weliswaar niet plat zijn, maar dat daarop geen gedrukte tekst of illustratie is aangebracht, waardoor ze niet voor indeling in hoofdstuk 49 in aanmerking komen. Verweerder stelt dat deze stickers hadden moeten worden ingedeeld onder Taric-code 3926 90 97 90. Omdat het daarbij behorende tarief van het invoerrecht gelijk is aan het geheven tarief, is die indeling zonder gevolg gebleven.
Ten aanzien van de letter stickers heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat deze plat zijn en niet voldoen aan Aantekening 2 op afdeling VII van de GN, waardoor zij niet kunnen worden ingedeeld onder hoofdstuk 49. Voor deze stickers is de juist goederencode aangegeven, aldus verweerder.
Ten aanzien van de puffy stickers heeft verweerder gesteld dat daaraan geen enkel dikte- of hoogteverschil is te zien of te voelen, zodat deze plat zijn. Ook deze stickers zijn derhalve correct aangegeven, aldus verweerder.
6. Op de zitting heeft eiseres twee vellen met stickers overhandigd aan de rechtbank. Beide partijen hebben desgevraagd verklaard dat het één vel betreft, dat als voorbeeld kan dienen van de in de aangifte begrepen puffy stickers. Ten aanzien van het andere vel heeft verweerder gesteld dat, anders dan eiseres stelt, dit niet als voorbeeld kan dienen van de vellen letter stickers waarop de aangifte betrekking had.”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt de volgende feiten toe.
2.3.
Tot de gedingstukken behoren twee vellen met stickers. Partijen zijn het eens dat zij representatief zijn voor de onderhavige ‘puffy stickers’ en ‘letter stickers’.
2.4.
Puffy stickers
Dit product betreft een plastic verpakking met daarin een los vel van karton en daarop een plastic vel waarop diverse ‘puffy stickers’ zijn geplakt. De stickers zijn ongeveer 2 mm hoog en hebben de vormen en kleuren van diverse (gebruiks)voorwerpen en fantasiefiguurtjes. Elke sticker bestaat uit een klevende onderlaag, een dunne laag zacht vulsel en een in diverse kleuren bedrukte bovenlaag. De randen zijn gesealed waardoor de stickers hun vorm krijgen en behouden. Vanaf de sealing lopen de randen rond af. Onder lichte druk veren de randen minder ver in dan het middengedeelte. Een aantal stickers heeft duidelijk waarneembare oppervlakteverschillen, zoals de hals van de gieter en de antennes van de televisie.
2.5.
Letter stickers
Dit product betreft een plastic verpakking met daarin een los vel van karton en daarop een plastic vel waarop diverse ‘letter stickers’ zijn geplakt. De stickers zijn ongeveer 2 mm hoog en hebben de vormen van diverse woorden en afbeeldingen. Elke sticker bestaat uit een klevende onderlaag, een dunne laag vulsel en een in diverse kleuren bedrukte bovenlaag. De randen zijn gesealed waardoor de stickers hun vorm krijgen en behouden. Vanaf de sealing lopen de randen rond af. Een aantal van de stickers is bedrukt met bloemen of een fantasiepatroon, de rest van de stickers is effen gekleurd. Een aantal stickers heeft een duidelijk waarneembaar (zichtbaar) rond/bol oppervlak.
2.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat in de utb een bedrag van € 497,96 is begrepen voor de puffy stickers en een bedrag van € 762,73 voor de letter stickers.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende in aanmerking komt voor terugbetaling op de voet van artikel 236 van het CDW. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld wat de juiste indeling in de GN is van de puffy stickers en de letter stickers.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in
de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar de naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.Juridisch kader

4.1.
Post 3919 van de GN luidt voor zover hier van belang als volgt:
(…)
4.2.
Post 3926 van de GN luidt voor zover hier van belang als volgt:
4.3.
Post 4911 van de GN luidt voor zover hier van belang als volgt:
4.4.
Aantekening 2 op afdeling VII van de GN, dat de hoofdstukken 39 en 40 bevat, luidt:
“Met uitzondering van de bij de posten 39.18 en 39.19 bedoelde artikelen worden onder hoofdstuk 49 ingedeeld kunststof en rubber, alsmede werken daarvan, waarop gedrukte teksten of illustraties voorkomen, die een meer dan bijkomstig karakter hebben bij het primaire gebruik van de goederen.”
4.5.
In de toelichting IDR op GS-post 3919 is onder meer opgenomen:
“This heading covers all selfadhesive flat shapes of plastics, whether or not in rolls,
other thanfloor, wall or ceiling coverings of
heading 39.18. The heading is, however, limited to flat shapes which are pressuresensitive, i.e., which at room temperature, without wetting or other addition, are permanently tacky (on one or both sides) and which firmly adhere to a variety of dissimilar surfaces upon mere contact, without the need for more than finger or hand pressure.
It should be noted that this heading includes articles printed with motifs, characters or pictorial representations, which are not merely subsidiary to the primary use of the goods (see Note 2 to Section VII).”
4.6.
In een classification opinion op GS-postonderverdeling 3919.10 is onder meer opgenomen:
“Self-adhesive strips(105 cm x 27 mm x 1.8 mm) consisting of cellular plastics, combined with a single-coloured felt of synthetic textile fibres applied to one face of the strip, in which the felt is present merely for reinforcing purposes. These strips are bevelled, have tapered ends and an adhesive film on the textile side (1 cm wide) covered with protective paper. They are intended for covering tennis racket handles but are also suitable for improving the grip of tool handles, bicycle handlebars, etc.”
4.7.
In de toelichting IDR op GS-post 4911 is onder meer opgenomen:
“Goods of
headings 39.18, 39.19, 48.14or
48.21are also
excludedfrom this Chapter, even if they are printed with motifs, characters or pictorial representations, which are not merely subsidiary to the primary use of the goods.
(…)
The heading includes the following in addition to the more obvious products :
(…)
(10) Self-adhesive printed stickers designed to be used, for example, for publicity, advertising or mere decoration, e.g., “comic stickers” and “window stickers.”
4.8.
Volgens Uitvoeringsverordening (EU) 2016/934 van 8 juni 2016 wordt het volgende product onder GN-code 4911 91 00 ingedeeld:
“Omschrijving:
Een product bestaande uit de volgende onderdelen, verpakt als een assortiment:
– Een rechthoekige plaat (ongeveer 14 bij 21 cm) gemaakt van een kunststoffolie
bestaande uit twee lagen, aan de voorkant bedrukt met zwart-witte motieven. De plaat is
aan de achterkant voorzien van een zelfklevende strook. Van deze plaat kunnen zes
voorgesneden reliëfstickers worden losgemaakt (de bovenste kunststoffolie bevat het reliëf).
– Drie viltstiften met poreuze punt in verschillende kleuren. De viltstiften zijn samen verpakt in een kleine kunststof verpakking. De stickers zijn bedoeld om met de viltstiften te worden ingekleurd om vervolgens voor decoratieve doeleinden te worden gebruikt.
Motivering:
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 b) en 6 voor de interpretatie
van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 2 op afdeling VII van de gecombineerde
nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 4911 en 4911 91 90. Het product wordt
aangeboden als een assortiment opgemaakt voor de verkoop in het klein. Het ontleent zijn
wezenlijke karakter aan de stickers. Indeling onder post 3919 is uitgesloten omdat de
voorgesneden reliëfstickers niet plat zijn. Indeling onder post 3926 is uitgesloten omdat de
gedrukte illustraties een meer dan bijkomstig karakter hebben gelet op het primaire gebruik
van de goederen (zie aantekening 2 op afdeling VII). Hoofdstuk 49 omvat, behoudens
enkele uitzonderingen, al de artikelen waarvan het belang ligt in de gedrukte teksten of
illustraties, die daarop voorkomen (zie ook de GS-toelichting op hoofdstuk 49, algemene
opmerkingen, eerste alinea). Zelfklevende bedrukte stickers ontworpen om te worden
gebruikt als decoratie, vallen onder post 4911 (zie ook de GS-toelichting op post 4911, punt 10). Het product moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 4911 91 00.
De afbeelding is louter ter informatie.”
5. Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft het volgende overwogen en geoordeeld.
“17. In essentie dient de rechtbank te beoordelen of de door eiseres in haar aangifte onder Taric-code 3919 90 00 99 aangegeven puffy stickers en letter stickers op dat moment juist zijn ingedeeld in de GN, dan wel of deze, zoals eiseres betoogt, hadden dienen te worden ingedeeld onder GN-code 4911 91 00.
18. In dit verband overweegt de rechtbank allereerst dat op grond van het bepaalde in artikel 116, eerste lid, onder a, van het Douanewetboek van de Unie (DWU) recht bestaat op terugbetaling van invoerrechten die teveel in rekening zijn gebracht in de zin van artikel 117, eerste lid, van het DWU, indien het bedrag dat correspondeert met de aanvankelijk meegedeelde douaneschuld het verschuldigde bedrag overschrijdt. Aangezien eiseres een beroep op deze bepaling doet, rust op haar de last aannemelijk te maken dat een te hoog bedrag aan douanerechten is betaald.
19. Voor de indeling van goederen zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer HvJ 26 april 2017, C-51/16 ( [bedrijf B] ), r.o. 39 en 45). De inhoud van GS- en GN-toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer HvJ 26 november 2015, C-44/15 (Duval GmbH & Co, KG.), r.o. 24).
20. Naar het oordeel van de rechtbank zijn zowel de puffy stickers, als de letter stickers niet plat. Op beide door eiseres ter zitting overgelegde vellen is op de plaats van de diverse stickers, zoals deze zich op de vellen bevinden, een duidelijke verhoging waar te nemen. Zowel op de overgelegde vellen, als bij het gebruik van de betreffende stickers, indien deze op enig oppervlak worden geplakt, is een duidelijke verhoging van de sticker ten opzichte van dat oppervlak te zien en te voelen. Dat op de stickers zelf geen hoogteverschillen zijn waar te nemen, maakt deze, anders dan verweerder betoogt, niet plat.
21. Gelet op het feit dat verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat de puffy stickers bedrukt zijn, welk standpunt de rechtbank onderschrijft, volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen dat de puffy stickers dienen te worden ingedeeld onder GN-code 4911 91 00, zoals eiseres heeft aangevoerd.
22. Omdat verweerder ten aanzien van de letter stickers het standpunt heeft ingenomen dat deze niet bedrukt zijn en daardoor niet voor indeling onder GS-post 4911 in aanmerking komen, dient de rechtbank tevens te beoordelen of sprake is van drukwerk in de zin van GS-post 4911. Partijen hebben op de zitting desgevraagd bevestigd dat het overgelegde vel letter stickers in ieder geval ‘drukwerk’ bevat, voor zover daarop stickers zijn waar te nemen waarop een patroontje in grijs en wit is te zien op de woorden ‘
beautiful’ en ‘
Love’ en op in ieder geval vier relatief kleine stickers, waarop het patroon van een bloem of een ander patroon is te herkennen. Verweerder heeft zich echter op het standpunt gesteld dat dit stickervel niet representatief is voor de vellen, waarop de aangifte betrekking heeft. Omdat de bewijslast in deze rust op eiseres, dient aan deze constatering ter zitting dan ook voorbij te worden gegaan, aldus verweerder.
De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt niet en overweegt daartoe als volgt. Uit de stellingen van partijen ter zitting blijkt dat de vellen met letter stickers niet alleen in zwart, wit en grijs waren uitgevoerd, zoals het ter zitting overgelegde exemplaar, maar dat er ook sprake was van vellen met letters in verschillende kleuren. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve sprake van drukwerk in de zin van post 4911, nu de aanwezigheid van kleuren op de letters, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet goed mogelijk is zonder drukwerk. Zelfs indien derhalve het ter zitting overgelegde vel letter stickers, waarop ook in de visie van verweerder in ieder geval gedeeltelijk drukwerk aanwezig was, niet geacht kan worden representatief te zijn voor alle vellen, waarop de aangifte van eiseres betrekking had, dan nog dient aan de hand van het feit dat vaststaat dat de letter stickers in verschillende kleuren waren uitgevoerd te worden geoordeeld dat sprake is van drukwerk. De rechtbank ziet in de tekst van GS-post 4911 geen aanknopingspunten voor het standpunt van verweerder dat de term ‘drukwerk’ impliceert dat een patroon waarneembaar moet zijn. In de letterlijke bewoordingen van de post ziet de rechtbank zelfs een aanwijzing van het tegenovergestelde, omdat daarin is opgenomen dat de post betrekking heeft op ‘drukwerk’, onder welk begrip tevens ‘prenten, gravures en foto’s’ dienen te worden begrepen. Aldus is expliciet bepaald dat afbeeldingen dienen te worden begrepen onder het begrip drukwerk, hetgeen doet veronderstellen dat de term zelf daar niet reeds betrekking op heeft.
23. Gelet op het hiervoor overwogene zal het beroep gegrond worden verklaard en dient de uitspraak op bezwaar van 5 juli 2019, alsmede de afwijzende beslissing van
17 januari 2019 op het verzoek tot terugbetaling te worden vernietigd. Omdat eiseres niet heeft gesteld en toegelicht welk bedrag zij nog terug wenst te ontvangen, maar wel haar beroep heeft beperkt tot de puffy stickers en de letter stickers, zal de rechtbank verweerder opdragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.”

6.Beoordeling van het geschil

6.1.
Voor de indeling in de GN zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie HvJ 26 april 2017, C-51/16 ( [bedrijf B] ), r.o. 39 en 45).
6.2.
Gelet op aantekening 2 op afdeling VII van de GN moet allereerst worden beoordeeld of de producten plat zijn in de zin van post 3919. De inspecteur betoogt dat ook producten van enige dikte ‘plat’ kunnen zijn en verwijst daarvoor bij wijze van voorbeeld onder meer naar de gewalste platte producten van staal van post 7208. De hoogteverschillen in de stickers zijn te gering om de producten niet als plat aan te merken. Belanghebbende sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank en betoogt dat de producten voldoende vergelijkbaar zijn met de reliëfstickers van de onder 4.8 aangehaalde uitvoeringsverordening.
6.3.
De GN kent geen algemene definitie van het begrip ‘plat’ en ook niet een specifieke definitie van het begrip ‘plat’ voor de producten van post 3919. Uit de ‘classification opinion’ op GS-post 3919.10 (zie hiervoor 4.6) kan worden afgeleid dat ook producten van enige hoogte (in dat geval 1,8 mm) plat kunnen zijn in de zin van post 3919. De daar beschreven producten hebben echter afgezien van hun schuine randen geen reliëf. Dit is anders bij de onderhavige puffy stickers, zij hebben niet alleen een aantal waarneembare (zichtbare) hoogteverschillen tussen de brede en de smallere delen van de figuren, maar ook waarneembare (voelbare) hoogteverschillen tussen de randen en de middendelen. Op basis van deze zichtbare en voelbare hoogteverschillen in het oppervlak van de puffy stickers komt het Hof tot het oordeel dat zij niet ‘vlak’ zijn in de zin van post 3919. Hetzelfde geldt voor de letter stickers, waarvan bovendien een niet onaanzienlijk deel een waarneembaar (zichtbaar) bol oppervlak heeft. Deze hoogteverschillen zijn naar het oordeel van het Hof van voldoende omvang om de producten niet als plat aan te merken. Dit alles betekent dat de producten niet als platte producten van kunststof kunnen worden ingedeeld in post 3919.
6.4.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of de producten drukwerk zijn in de zin van post 4911. De ‘puffy stickers’ zijn bedrukt met verschillende illustraties die de vormen herkenbaar maken als de voorwerpen die zij uitbeelden. Het drukwerk is hierdoor meer dan bijkomstig voor het primaire gebruik van de stickers, zodat zij moeten worden ingedeeld als drukwerk in post 4911. Het hoger beroep van de inspecteur faalt in zoverre. Het vorenoverwogene geldt echter niet voor de letter stickers. Deze zijn in overwegende mate effen van kleur. De bedrukking van enkele stickers met een bloem of een siermotief draagt niet bij aan de herkenbaarheid van de woorden die de stickers uitbeelden. De opdruk is hierdoor slechts bijkomstig voor het primaire gebruik van de letter stickers, zodat zij niet als drukwerk kunnen worden ingedeeld in post 4911. De letter stickers zijn naar ’s Hofs oordeel enkel vatbaar voor indeling in (rest)post 3926 als andere producten van kunststof en meer in het bijzonder van postonderverdeling 3926 9097. Nu voor deze postonderverdeling het zelfde tarief geldt als voor de door belanghebbende in haar aangifte vermelde postonderverdeling 3919 9000 (6,5%) is van belanghebbende niet meer belasting geheven dan zij wettelijk verschuldigd was. Het hoger beroep van de inspecteur slaagt in zoverre.
De rechtbank had de terugbetaling moeten beperken tot de puffy stickers (€ 497,96).
Slotsom
6.5.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

7.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding tot een veroordeling in de proceskosten op de voet van art. 8:75 Awb in verbinding met art. 8:108 van die wet.

8.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank behoudens de beslissing inzake het griffierecht;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de beslissing op het verzoek om terugbetaling;
  • verleent aan belanghebbende een terugbetaling van douanerechten, groot € 497,96.
De uitspraak is gedaan door mrs. W.M.C. Schipper, voorzitter van de douanekamer,
F.J.P.M. Haas en B.A. van Brummelen , leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van
mr. C. Lambeck, als griffier. De beslissing is op 1 maart 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.