Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- de bestreden beschikking zal vernietigen en zal bepalen dat de verzoeken van [geïntimeerde] worden afgewezen;
- zal bepalen, althans verklaren voor recht, dat Lime de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] rechtsgeldig heeft opgezegd en dat de einddatum van de arbeidsovereenkomst is gelegen op 1 november 2020;
- [geïntimeerde] zal veroordelen het aan hem vanaf december 2020 tot en met februari 2021 betaalde loon vermeerderd met 25% wettelijke verhoging en wettelijke rente, en het aan hem betaalde loon vanaf 1 maart 2021 aan Lime terug te betalen, alles vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat deze bedragen door Lime aan [geïntimeerde] zijn betaald;
subsidiair:
- een tijdstip zal bepalen waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, primair op 1 november 2020, subsidiair op de datum van de te geven beschikking, uiterst subsidiair op een zo vroeg mogelijke datum nadien;
- [geïntimeerde] zal veroordelen het aan hem vanaf december 2020 tot en met februari 2021 betaalde loon vermeerderd met 25% wettelijke verhoging en wettelijke rente, en het aan hem betaalde loon vanaf 1 maart 2021 aan Lime terug te betalen, alles vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat deze bedragen door Lime aan [geïntimeerde] zijn betaald;
2.Feiten
Position is open to Remote.”
3.Beoordeling
grief IIkomt Lime op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de verplichting van Lime om zich in te spannen om te komen tot herplaatsing zich ook uitstrekt over de periode na afloop van de opzegtermijn. Lime voert daartoe aan dat gedurende de redelijke termijn van artikel 10 Ontslagregeling er geen sprake kon zijn van herplaatsing omdat er op dat moment geen vacatures voorhanden waren. Volgens Lime is de redelijke termijn aangevangen op 26 oktober 2020, de datum waarop het UWV heeft beslist op de ontslagaanvraag en is de redelijke termijn per 1 december 2020 verstreken. Bovendien zou geen sprake zijn van passende functies omdat [geïntimeerde] er in beloning fors op achteruit zou gaan en geen beloning in de vorm van werknemersparticipatie zou ontvangen. De herplaatsingsverplichting is een ex tunc beoordeling, aldus Lime.
grief III,welke grief ziet op het oordeel van de kantonrechter dat Lime de wederindiensttredingsvoorwaarde heeft geschonden.
grief Ikomt Lime op tegen de beslissing van de kantonrechter in het dictum onder I om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen. Lime voert hiertoe aan dat de kantonrechter hiermee buiten het toepassingsgebied van de wet en het partijdebat is getreden. Het primaire verzoek van [geïntimeerde] was om de opzegging te vernietigen wegens strijd met het opzegverbod van artikel 7:670 lid 8 BW (opzegverbod wegens overgang van onderneming), welk verzoek door de kantonrechter is afgewezen. Het subsidiaire verzoek van [geïntimeerde] was om de arbeidsovereenkomst te herstellen vanwege een opzegging die in strijd is met artikel 7:669 BW, welk verzoek de kantonrechter heeft toegewezen door de opzegging ten onrechte te vernietigen. Lime meent dat de bestreden beschikking vanwege deze juridische misslag moet worden vernietigd.
grief IVkomt Lime op tegen het oordeel van de kantonrechter dat Lime gehouden is tot doorbetaling van loon aan [geïntimeerde] , totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 25% over de achterstallige termijnen en de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de loonbetalingstermijnen tot aan de dag van de gehele betaling. Lime heeft daartoe aangevoerd – voor zover in de hoofdzaak relevant – dat deze bedragen onverschuldigd aan [geïntimeerde] zijn betaald omdat de arbeidsovereenkomst per 1 november 2020 rechtsgeldig is geëindigd. [geïntimeerde] heeft geen werkzaamheden meer voor Lime verricht en zich niet beschikbaar gehouden voor arbeid, zodat sprake is van ‘geen arbeid, geen loon’. Daarnaast heeft Lime een beroep gedaan op de artikelen 7:628 lid 1 BW, 7:680a BW en 6:248 lid 2 BW teneinde [geïntimeerde] zijn loonaanspraak te ontzeggen.
grief Vkomt Lime op tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg. Deze grief faalt omdat [geïntimeerde] niet als de in het ongelijk gestelde partij is aan te merken.