Uitspraak
13-689056-18 tegen:
Onderzoek van de zaak
1 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Vonnis waarvan beroep
Bewijsmiddelen
28 februari 2018 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[verbalisant 2]:
, konden de verdachten de opvallende politieauto zien staan voor de deur en kunnen aannemen dat wij van de politie waren. Ik zag dat de man die recht tegenover mij stond een koevoet in zijn hand had. Ik zag dat hij de koevoet dreigend achter zijn schouder/hoofd hield, kennelijk met de intentie om te gaan slaan. Ik kreeg een duw naar buiten.
28 februari 2018 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[verbalisant 5]:
, omdat ze zag dat [medeverdachte] met de koevoet in onze richting sloeg. Omdat mijn collega ineen dook, kon ik mij over haar heen strekken en plaatste mijn beide handen voor de arm van [medeverdachte] om de klap met de koevoet op te vangen. Ik voelde dat de koevoet met meer dan geringe kracht op mijn beide handen terechtkwam. Als ik dit niet had gedaan dan had [medeverdachte] mij mogelijk of mijn collega tegen het hoofd geslagen. Ik voelde vervolgens enig moment later pijn aan mijn linker pols. Ik zag vervolgens dat [verdachte] mij en mijn collega in de portiek wegduwde.
mededeling van verbalisanten (of één van hen):
mededeling van verbalisanten (of één van hen):
mededeling van verbalisant:
28 februari 2018 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige]:
de woningen met nummer [adres 2]) en [perceel 1]). Ik had het vermoeden dat deze twee jongens bij elkaar hoorden. De jongen bij onze portieken liep schichtig heen en weer bij de deur.
Noord-Afrikaanse afkomst,
licht getinte huidskleur,
ongeveer begin twintig (20) jaar oud,
normaal postuur,
donkerblauw/zwart kort jack, mogelijk een bomberjack zonder capuchon, betrof in ieder geval geen dikke/lange winterjas,
kort zwart haar.
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 februari 2022.