In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975, was eerder veroordeeld voor een overtreding van de Opiumwet en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 5 februari 2021. Het hof heeft het vonnis van de politierechter grotendeels bevestigd, maar de opgelegde gevangenisstraf aangepast. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf vernietigd en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 4 weken opgelegd, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte was medeplichtig aan hennepteelt, wat ernstige gezondheidsproblemen kan veroorzaken en leidt tot gerelateerde criminaliteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn eigen belangen boven de volksgezondheid heeft laten prevaleren en heeft bijgedragen aan een keten van criminele activiteiten die de samenleving ontwrichten. De eerdere veroordeling van de verdachte voor een overtreding van de Opiumwet is in het nadeel van de verdachte meegewogen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 48 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtsorde en de volksgezondheid.