ECLI:NL:GHAMS:2022:734

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
23-000298-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van gevangenisstraf in zaak van medeplichtigheid aan hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975, was eerder veroordeeld voor een overtreding van de Opiumwet en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 5 februari 2021. Het hof heeft het vonnis van de politierechter grotendeels bevestigd, maar de opgelegde gevangenisstraf aangepast. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf vernietigd en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 4 weken opgelegd, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte was medeplichtig aan hennepteelt, wat ernstige gezondheidsproblemen kan veroorzaken en leidt tot gerelateerde criminaliteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn eigen belangen boven de volksgezondheid heeft laten prevaleren en heeft bijgedragen aan een keten van criminele activiteiten die de samenleving ontwrichten. De eerdere veroordeling van de verdachte voor een overtreding van de Opiumwet is in het nadeel van de verdachte meegewogen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 48 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtsorde en de volksgezondheid.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000298-21
datum uitspraak: 15 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-275643-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht een taakstraf op te leggen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat haar cliënt niet eerder in de gevangenis heeft gezeten, nagenoeg een blanco strafblad heeft en een hardwerkende burger is. Bovendien is hij een gewaarschuwd mens; inmiddels past hij heel goed op voordat hij bij klanten aan het werk gaat om te voorkomen dat hij in soortgelijke situaties belandt, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan hennepteelt. Hennep is een stof waarvan het langdurig gebruik tot ernstige gezondheidsproblemen kan leiden. De handel in hennep heeft bovendien veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg en wordt daarom, evenals het bezit ervan, krachtig bestreden. De verdachte heeft met zijn betrokkenheid zijn eigen belangen boven de volksgezondheid laten prevaleren en bijgedragen aan een keten van criminele activiteiten die de samenleving ontwricht. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf en de duur en de modaliteit daarvan heeft het hof rekening gehouden met wat doorgaans wordt opgelegd voor het in het bedrijf hebben van een hennepkwekerij en de bijdrage die de verdachte aan de hennepteelt heeft geleverd, zoals die bewezen is verklaard en uit de bewijsmiddelen volgt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 januari 2022 is hij eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte meeweegt. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, sluit deze veroordeling de oplegging van een kale taakstraf in deze zaak wel uit.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 48 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. A.R.O. Mooy en mr. H.A.G. Nijman, in tegenwoordigheid van
mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 februari 2022.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]