ECLI:NL:GHAMS:2022:730

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
K21/230337
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van beklag inzake vernieling en verduistering van een enkelband

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure die was ingesteld door een klager tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagde. Het beklag richtte zich tegen de vermeende verduistering en vernieling van een elektronische enkelband door de beklaagde. De klager, vertegenwoordigd door gemachtigden, heeft op 27 januari 2022 het beklag toegelicht. De beklaagde is niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep. De advocaat-generaal was wel aanwezig en heeft de conclusie in het verslag herzien, wat leidde tot de afwijzing van het beklag.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de beklaagde was onder elektronische monitoring geplaatst in het kader van een ISD-maatregel. Op 30 juni 2020 heeft hij de enkelband en bijbehorende apparatuur, die eigendom zijn van de klager, niet teruggegeven. De klager heeft aangifte gedaan van vernieling en verduistering. De officier van justitie heeft de zaak geseponeerd wegens onvoldoende bewijs van opzet. Het hof heeft overwogen dat, hoewel er mogelijk bewijs is voor vernieling en/of verduistering, er meerdere redenen zijn om geen vervolging te bevelen. De beklaagde heeft reeds negatieve gevolgen ondervonden van zijn handelen, waaronder terugplaatsing in de justitiële inrichting.

Het hof concludeert dat het strafproces niet primair bedoeld is voor schadevergoeding en dat de klager de mogelijkheid heeft om de schade civielrechtelijk te verhalen. Daarom heeft het hof het beklag ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K21/230337
Beschikking op het beklag van:
[klager],
gevestigd te [vestigingsplaats],
klager,
gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2].

1.Het beklag

Het hof heeft op 13 september 2021 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde](hierna: beklaagde) ter zake van verduistering en vernieling.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 1 november 2021 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven de vervolging te bevelen.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- het dossier van de politie;
- een ‘Advies aan opdrachtgever toezicht’ van Inforsa van 29 juni 2020.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klager in de gelegenheid gesteld op 27 januari 2022 het beklag toe te lichten. Namens klager is de gemachtigde, [gemachtigde 2], medewerker Juridische Zaken van de [klager] (hierna: [klager]), in raadkamer verschenen. Hij heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Voorts heeft het hof beklaagde in de gelegenheid gesteld op 27 januari 2022 te worden gehoord. Beklaagde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De advocaat-generaal is bij de behandeling in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze aanleiding gevonden de conclusie in het verslag aldus te herzien, dat het beklag dient te worden afgewezen.

5.De beoordeling van het beklag

Klager heeft op 15 september 2020 aangifte gedaan ter zake van de vernieling van een bevestigingsband van een elektronische enkelband en verduistering van een transponder en home-unit met oplader door beklaagde, gepleegd op 30 juni 2020 te Amsterdam.
Uit het dossier komt het volgende naar voren.
Beklaagde is op 15 april 2020, in het kader van een ISD-maatregel, onder elektronische monitoring gesteld. Hiertoe is bij hem op die dag een enkelband met een transponder aangesloten. De apparatuur behorende bij de transponder, inhoudende een home unit met oplader, is achtergelaten bij het aansluitadres van beklaagde. Op 26 juni 2020 is deze enkelband met transponder vervangen vanwege een technisch mankement en heeft beklaagde een nieuwe gekregen. De aangebrachte enkelband kan niet door een deelnemer zelfstandig worden verwijderd, zonder de band te beschadigen.
Beklaagde heeft voor de deelname aan de elektronische monitoring en het in bruikleen krijgen van de apparatuur een gebruikersovereenkomst getekend. Hierin is onder meer opgenomen dat beklaagde aansprakelijk kan worden gesteld voor beschadiging of verlies van de apparatuur. De aangesloten en achtergelaten apparatuur is eigendom van de [klager], onderdeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Op 27 juli 2020 heeft de afdeling [afdeling] van de [klager] een ‘melding verduistering/vernieling EC-apparatuur’ van de Reclassering ontvangen. In de melding staat dat onduidelijk is wat met de apparatuur is gebeurd en dat beklaagde zich heeft onttrokken aan het toezicht. Volgens deze melding is op 1 juli 2020 besloten om de extramurale ISD op te heffen en beklaagde naar de penitentiaire inrichting te sturen. Het laatste signaal van de transponder is uitgezonden op 30 juni 2020 in Amsterdam.
Uit een advies van de Reclassering (Inforsa) van 29 juni 2020, dat het hof heeft ontvangen van de advocaat-generaal, volgt dat beklaagde meerdere keren de voorwaarden van de extramurale ISD heeft overtreden. Zo zou hij zich niet hebben gehouden aan een gebiedsverbod en heeft hij verzuimd de batterij van de transponder op te laden. Op 29 juni 2020 is besloten dat beklaagde op 30 juni 2020 zou worden teruggeplaatst in de inrichting. Het advies hiertoe van de Reclassering zou op deze dag met beklaagde worden besproken.
Op 26 februari 2021 is beklaagde gehoord door de politie. Hij heeft zich toen grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen, maar wel verklaard dat hij de enkelband nog thuis had liggen en contact op zou nemen met de Reclassering om deze in te leveren.
Uit het klaagschrift van klager volgt dat de home-unit en de oplader inmiddels zijn teruggekomen bij de [klager].
De officier van justitie te Amsterdam heeft de zaak tegen beklaagde op 30 augustus 2021 geseponeerd, omdat sprake zou zijn van onvoldoende bewijs van opzet bij beklaagde ten aanzien van de verduistering en vernieling van de enkelband en toebehoren.
Door de gemachtigde is bij de behandeling in raadkamer onder meer aangevoerd dat [klager] als gevolg van het handelen van beklaagde schade heeft geleden en dat [klager] altijd aangifte doet van vernieling of verduistering van een enkelband, omdat de Minister voor Rechtsbescherming dit heeft toegezegd aan de Tweede Kamer.
Het beoordelingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
De overwegingen van het hof
Op basis van de inhoud van het dossier zou de strafrechter in deze zaak tot een bewezenverklaring van vernieling en/of verduistering kunnen komen. Hoewel het hof het gedrag van beklaagde afkeurt en begrijpt dat [klager] van dergelijke feiten schade ondervindt en daarvan aangifte doet, ziet het hof meerdere redenen om in deze zaak niet de vervolging te bevelen.
Hoewel op grond van het dossier niet helemaal duidelijk is op welk moment is besloten de extramurale fase van de ISD op te heffen en beklaagde terug te plaatsen in de justitiële inrichting, is het wel duidelijk dat dit is gebeurd op de dag voor of de dag nadat de enkelband van beklaagde geen signaal meer gaf. Beklaagde heeft hierdoor reeds negatieve consequenties van zijn (meermalen) handelen in strijd met de voorwaarden ondervonden, namelijk de terugplaatsing in de justitiële inrichting om daar de ISD-maatregel verder uit te zitten. Naar het oordeel van het hof past een dergelijke reactie van justitie ook bij de aard van dit feit.
Daarnaast overweegt het hof dat beklaagde recentelijk opnieuw is veroordeeld voor een (ander) strafbaar feit en daar ook een straf voor opgelegd heeft gekregen. Deze veroordeling is inmiddels onherroepelijk. In artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat als iemand die een straf opgelegd heeft gekregen, opnieuw schuldig wordt verklaard aan een strafbaar feit dat vóór die (eerste) strafoplegging is gepleegd, daarmee bij de (tweede) strafoplegging rekening wordt gehouden. Dit betekent in het onderhavige geval dat indien het feit waar de klacht op ziet, vervolgd zou worden en zou leiden tot strafoplegging door de strafrechter, de ruimte van de strafrechter om een (substantiële) straf op te leggen, beperkt is. Strafvervolging heeft ook vanuit dat perspectief weinig toegevoegde waarde.
Tot slot overweegt het hof dat het strafproces niet primair bedoeld is voor het vergoeden van geleden schade. De mede door beklaagde getekende gebruikersovereenkomst, waarin is opgenomen dat beklaagde aansprakelijk kan worden gesteld voor beschadiging of verlies van de apparatuur, geeft klager de mogelijkheid om de schade bij de civiele rechter op beklaagde te verhalen.
Het hof is dan ook van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op 8 maart 2022 door mrs. N. van der Wijngaart, voorzitter, C.N. Dalebout en M.J. Dubelaar, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en bij afwezigheid van de voorzitter en de griffier ondertekend door de oudste raadsheer.