Uitspraak
1.Het beklag
[beklaagde](hierna: beklaagde) ter zake van verduistering en vernieling.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure die was ingesteld door een klager tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagde. Het beklag richtte zich tegen de vermeende verduistering en vernieling van een elektronische enkelband door de beklaagde. De klager, vertegenwoordigd door gemachtigden, heeft op 27 januari 2022 het beklag toegelicht. De beklaagde is niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep. De advocaat-generaal was wel aanwezig en heeft de conclusie in het verslag herzien, wat leidde tot de afwijzing van het beklag.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de beklaagde was onder elektronische monitoring geplaatst in het kader van een ISD-maatregel. Op 30 juni 2020 heeft hij de enkelband en bijbehorende apparatuur, die eigendom zijn van de klager, niet teruggegeven. De klager heeft aangifte gedaan van vernieling en verduistering. De officier van justitie heeft de zaak geseponeerd wegens onvoldoende bewijs van opzet. Het hof heeft overwogen dat, hoewel er mogelijk bewijs is voor vernieling en/of verduistering, er meerdere redenen zijn om geen vervolging te bevelen. De beklaagde heeft reeds negatieve gevolgen ondervonden van zijn handelen, waaronder terugplaatsing in de justitiële inrichting.
Het hof concludeert dat het strafproces niet primair bedoeld is voor schadevergoeding en dat de klager de mogelijkheid heeft om de schade civielrechtelijk te verhalen. Daarom heeft het hof het beklag ongegrond verklaard en afgewezen.