ECLI:NL:GHAMS:2022:728

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
K21/230260
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beklag inzake schending ambtsgeheim tijdens raadsvergadering Alkmaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure die was ingediend door klaagster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Het beklag richtte zich tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen een onbekende dader voor de schending van het ambtsgeheim. Het hof ontving het klaagschrift op 13 juli 2021, en de advocaat-generaal adviseerde op 11 oktober 2021 om het beklag af te wijzen.

De zaak betreft een raadsvergadering van de gemeenteraad van Alkmaar op 15 april 2021, waarin de benoeming van een nieuwe burgemeester werd besproken. Tijdens deze besloten vergadering werd benadrukt dat de besproken informatie geheim was. Echter, kort na de vergadering werd informatie over de benoeming gepubliceerd op een website, wat leidde tot de beschuldiging van schending van het ambtsgeheim. Het hof heeft de omstandigheden van de vergadering en de mogelijke lekken van informatie onderzocht.

Na beoordeling van de beschikbare informatie concludeerde het hof dat er onvoldoende bewijs was voor een strafbaar feit. De kans dat een nader onderzoek zou leiden tot een bewijsbare strafzaak werd als klein ingeschat. Het hof oordeelde dat de mogelijke schending van het ambtsgeheim niet de inzet van de Rijksrecherche rechtvaardigde, gezien de beperkte schade en het feit dat de naam van de nieuwe burgemeester slechts elf minuten later openbaar werd gemaakt. Het hof wees het beklag af, met de conclusie dat er geen reden was voor vervolging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K21/230260
Beschikking op het beklag van:
[klaagster],
klaagster,
gemachtigde: [gemachtigde].

1.Het beklag

Het hof heeft het klaagschrift op 13 juli 2021 ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland om geen strafvervolging in te stellen tegen een vooralsnog onbekende dader (hierna: beklaagde) ter zake van schending van het ambtsgeheim.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 11 oktober 2021 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- de aangifte van klaagster;
- het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland van 31 augustus 2021.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klaagster in de gelegenheid gesteld op 27 januari 2022 het beklag toe te lichten. Namens klaagster is de gemachtigde, mr. [gemachtigde], griffier van de gemeenteraad in Alkmaar, in raadkamer verschenen. Ook is [naam 1], gemeenteraadslid van de [klaagster] en voorzitter van de vertrouwenscommissie bij de benoeming van de burgemeester in Alkmaar in 2021, in raadkamer verschenen.
De advocaat-generaal is bij de behandeling in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen, heeft deze geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.
5.
De beoordeling van het beklag
Gemachtigde van klaagster heeft op 22 april 2021 aangifte gedaan van schending van een ambtsgeheim, gepleegd op 15 april 2021 te Alkmaar.
Uit het dossier komt het volgende naar voren.
Op 15 april 2021 heeft een raadsvergadering van de gemeenteraad van Alkmaar plaatsgevonden, waarin is gestemd over de benoeming van de nieuwe burgemeester van Alkmaar. Deze vergadering bestond uit een besloten gedeelte en een openbaar gedeelte. Tijdens het besloten gedeelte waren 39 raadsleden aanwezig, evenals de plaatsvervangend burgemeester [naam 2], een notulist, en de gemachtigde in haar functie als griffier van de gemeenteraad in de [klaagster].
Het besloten gedeelte van de vergadering begon die dag om 19.30 uur. Tijdens het besloten gedeelte is door de plaatsvervangend burgemeester gezegd dat hetgeen besproken zou worden geheim is en dat schending hiervan een strafbaar feit betreft. Dit stond ook in de uitnodiging voor de raadsvergadering.
Tijdens het besloten gedeelte van de vergadering hebben meerdere schorsingen plaatsgevonden. Door de plaatsvervangend burgemeester is gezegd dat het beter was om in de raadszaal te blijven. De meeste aanwezigen bleven in de zaal, maar meerdere mensen gingen ook naar buiten tijdens schorsingen.
De stemming over de nieuwe burgemeester vond plaats tijdens het besloten gedeelte om 22.45 uur. Daarna werden de stemmen geteld. Gedurende het tellen van de stemmen werd de vergadering geschorst. Om 23.05 uur werd de vergadering weer aangevangen. Door de plaatsvervangend burgemeester [naam 2] werd toen medegedeeld dat [naam 3] als nummer één uit de telling was gekomen. Nadat enkele formaliteiten werden afgerond - waarbij de raadsvergadering nogmaals is geschorst en weer heropend - werd het besloten gedeelte van de raadsvergadering voor de laatste keer geschorst om 23.20 uur.
Tijdens deze schorsing werd om 23.32 uur een artikel geplaatst op de website van [website], waarin stond dat [naam 3] de nieuwe burgemeester van Alkmaar was geworden. Ook stond daarin dat haar benoeming niet unaniem was.
Om 23.43 uur werd het openbare gedeelte van de raadsvergadering geopend, waarbij de naam van de nieuwe burgemeester bekend is gemaakt.
Hierna zijn op 15 april (om 23.45 uur), 16 april (om 00.32 uur) en 17 april 2021 (om 08.50 uur) artikelen over de burgemeestersbenoeming geplaatst op de website van het [website]. In het artikel van 16 april 2021 staan verschillende uitlatingen van één of meerdere raadsleden ‘uit de wandelgangen’. Zo zou een raadslid briesend door de gang hebben gelopen en hebben gezegd dat een onervaren iemand werd benoemd tot burgemeester. Daarnaast staat in dit artikel hoe sommige raadsleden op de gang ‘stijf hun mond’ hielden en hoe bij een raadslid de ‘ontgoocheling van het gezicht af te scheppen’ was. Ook blijkt dat tijdens een rookpauze om 22.30 uur is gesproken met raadsleden.
In raadkamer hebben de gemachtigde en de voorzitter van de vertrouwenscommissie verklaard dat de aanwezige journalist door middel van een poortje gescheiden was van de (tijdelijke) raadszaal waarin de raadsvergadering plaatsvond, terwijl een medewerker van de [klaagster] toezicht hield. De journalist zat in een eigen ruimte en het is mogelijk dat de journalist vanuit deze ruimte iets gezien heeft. Ook is het mogelijk dat de raadsleden die naar buiten gingen om te roken, langs de kamer van de journalist zijn gekomen.
De voorzitter van de vertrouwenscommissie heeft voorts in raadkamer naar voren gebracht dat een ander lid van de vertrouwenscommissie onlangs tegen haar gezegd heeft dat iemand heeft gezien dat weer een ander lid van de vertrouwenscommissie op de avond van 15 april 2021 in de richting van de journalist is gelopen.
Het beoordelingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
De overwegingen van het hof
Op basis van het huidige dossier acht het hof vervolging niet aangewezen. Ten eerste is het vooralsnog niet duidelijk dat er een strafbaar feit is gepleegd. Voor een bewezenverklaring van schending van een ambtsgeheim is vereist dat het geheim opzettelijk wordt geschonden. Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken valt echter niet uit te sluiten dat de aanwezige journalist informatie over de kandidaten in de wandelgangen heeft opgevangen, door zijn aanwezigheid in het gebouw waar de raadsvergadering werd gehouden. Ook bestaan er op dit moment geen concrete aanwijzingen dat de namen van de kandidaten al voorafgaand aan de raadsvergadering zouden zijn gelekt.
Daarnaast bestaat er geen zicht op een concrete verdachte. Bij de behandeling in raadkamer is weliswaar naar voren gebracht dat iemand een lid van de vertrouwenscommissie richting de journalist zou hebben zien lopen, maar niet is gesteld of gebleken dat iemand zou hebben gehoord dat vertrouwelijke informatie is gelekt. De kans dat een nader onderzoek wél een bewijsbare strafzaak zal opleveren is bovendien erg klein, gelet op het feit dat een enkele verklaring onvoldoende bewijs oplevert en de direct betrokkenen (waaronder de journalist) hierover mogelijk zullen zwijgen (voor zover al een schending van het ambtsgeheim heeft plaatsgevonden).
Hoe laakbaar het hof een mogelijke schending van het ambtsgeheim ook acht, het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat deze schending niet de inzet van de Rijksrecherche rechtvaardigt. De kring van potentieel betrokkenen is groot, waardoor een opsporingsonderzoek een groot beslag zal leggen op de beperkte opsporingscapaciteit van de Rijksrecherche. In dit oordeel is meegewogen dat de schade in deze zaak beperkt is gebleven, nu de naam van de nieuwe burgemeester elf minuten later in het openbare gedeelte van de raadsvergadering bekend is gemaakt. Bovendien is door klaagster niet naar voren gebracht dat de namen van andere kandidaten uit de sollicitatieprocedure door de mogelijke schending van het ambtsgeheim bekend zijn geworden, terwijl de geheimhoudingsplicht in deze context primair tot doel heeft om (imago)schade van sollicitanten te voorkomen.
Het hof is dan ook van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op 8 maart 2022 door mrs. N. van der Wijngaart, voorzitter, C.N. Dalebout en M.J. Dubelaar, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en bij afwezigheid van de voorzitter en de griffier ondertekend door de oudste raadsheer.