ECLI:NL:GHAMS:2022:710

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
200.298.706/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 360 lid 2 Rv tot schorsing tenuitvoerlegging en ontvankelijkheid in hoger beroep van de Vereniging van Eigenaren

In deze zaak gaat het om een incident dat is ingediend door de Vereniging van Eigenaren (VvE) in hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in Amsterdam. De VvE heeft op 17 augustus 2021 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter van 26 juli 2021, waarin besluiten van een digitale ledenvergadering van de VvE op 14 december 2020 nietig zijn verklaard. De VvE verzoekt in het incident om schorsing van de tenuitvoerlegging van deze beschikking. De geïntimeerden, die ook eigenaren zijn van appartementsrechten, hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de VvE in haar verzoek. Het hof heeft de VvE in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verweer van de geïntimeerden, waarbij het hof ook de ontvankelijkheid van de VvE in haar hoger beroep aan de orde stelt. De VvE moet duidelijk maken wie het besluit heeft genomen om in hoger beroep te gaan en op welke wijze dit is gebeurd. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot de VvE heeft gereageerd op het verweer van de geïntimeerden. De beschikking is gegeven op 8 maart 2022 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.298.706/01
rolnummer rechtbank Amsterdam : 8984020 EA VERZ 21-22
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 maart 2022
inzake
VERENIGING VAN EIGENAARS [X] NUMMERS [huisnummers] ,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. J.J.M. Saelman te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

2. [geïntimeerde 2] ,

3. [geïntimeerde 3] ,

4. [geïntimeerde 4a] en [geïntimeerde 4b] ,

allen wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. N. Bakker te Amsterdam.
Partijen worden hierna de VvE en [geïntimeerden] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

De VvE is bij op 17 augustus 2021 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 26 juli 2021, onder bovenstaand zaaknummer gegeven tussen [geïntimeerden] als verzoekers en de VvE als verweerster.
Het beroepschrift, met bijlagen, bevat een incidenteel verzoek - naar het hof begrijpt - tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking op de voet van artikel 360, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
[geïntimeerden] hebben daarop een verweerschrift in de hoofdzaak, met bijlagen, en een verweerschrift, met producties, tegen het incidentele verzoek ingediend.
[geïntimeerden] hebben in het incident geconcludeerd tot - naar het hof begrijpt - nietontvankelijk verklaring van de VvE in haar verzoek dan wel afwijzing van het verzoek van de VvE, met veroordeling van de VvE in de proceskosten.
Met instemming van partijen heeft geen mondelinge behandeling van het incidentele verzoek plaatsgevonden.
Vervolgens is de uitspraak in het incident bepaald op heden.

2.Beoordeling

in het incident
2.1
Het gaat hier - samengevat en voor zover voor het incident van belang - om het volgende.
i. i) De flatgebouwen aan de [X] nummers [huisnummers] te [plaats] zijn gesplitst in appartementsrechten bij splitsingsakte van 16 december 1974. Het reglement van splitsing van eigendom (hierna: het splitsingsreglement) maakt deel uit van de splitsingsakte. In de splitsingsakte is bepaald dat het modelreglement - kort gezegd - van 22 februari 1973 (hierna: het modelreglement) van toepassing is, met dien verstande dat - onder meer - de artikelen 37 tot en met 42 van het modelreglement zijn komen te vervallen. Daarvoor in de plaats zijn gesteld de in het splitsingsreglement vermelde artikelen 37 tot en met 42.
ii) Op 14 december 2020 heeft een digitale ledenvergadering plaatsgevonden. Tijdens die vergadering is digitaal gestemd over, voor zover relevant, de volgende besluiten:
  • vaststelling meerjarenonderhoudsbegroting (MJOB) 2020;
  • wijze van financiering onderhoudsfonds;
  • goedkeuring begroting 2021;
  • afschaffen noodverwarmingsinstallatie;
  • GL 900 stand van zaken.
iii) Tussen [geïntimeerden] (eigenaren van appartementsrechten aan de [X] ) en de VvE is een geschil ontstaan over de geldigheid van de uitgebrachte stemmen en de op basis daarvan genomen (hiervoor genoemde) besluiten.
iv) Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van [geïntimeerden] de onder 1.5 van die beschikking (de hiervoor onder ii) genoemde besluiten van de vergadering van 14 december 2020 nietig verklaard en de VvE in de proceskosten en de nakosten veroordeeld. De kantonrechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.
2.2
[geïntimeerden] hebben allereerst aangevoerd dat de VvE niet in haar hoger beroep kan worden ontvangen, kort gezegd, omdat zij geen toestemming van de ledenvergadering heeft verkregen om van de bestreden beschikking in hoger beroep te gaan. Het hof zal de VvE in de gelegenheid stellen op dit verweer en de daaraan ten grondslag gelegde redenering te reageren. Het enkele feit dat artikel 40 van het Modelreglement ten aanzien van de VvE niet geldt is, anders dan de VvE kennelijk meent, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende om te kunnen oordelen dat zij rechtsgeldig in hoger beroep is gekomen. De VvE zal tevens hebben duidelijk te maken wie/welk orgaan wanneer en op welke wijze het besluit heeft genomen om in hoger beroep te gaan. [geïntimeerden] zullen hierop vervolgens mogen reageren. Iedere beslissing ten aanzien van de ontvankelijkheid van de VvE in haar hoger beroep zal worden aangehouden.
2.3.
Voor het geval het hof zal oordelen dat de VvE ontvankelijk is in haar beroep, wordt reeds nu het volgende overwogen. Het incidentele verzoek van de VvE tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking heeft – blijkens de toelichting van de VvE – niet betrekking op de kostenveroordelingen, maar op de nietigverklaring door de kantonrechter van voormelde besluiten. Echter, bij de bestreden beschikking is niet deze nietigverklaring uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar alleen “de veroordelingen”. Dat is overigens begrijpelijk omdat een nietigverklaring (van besluiten als de onderhavige) declaratoir van aard is. Op grond van het bepaalde in art. 360 lid 1 Rv schorst hoger beroep de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Omdat de bestreden beschikking met betrekking tot de nietigverklaring van de besluiten, als gezegd, niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, is door het hoger beroep de werking ervan geschorst. Om die reden zal, als de VvE ontvankelijk is in haar hoger beroep, het incidentele verzoek van de VvE bij gebrek aan belang worden afgewezen.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident
stelt de VvE in de gelegenheid om uiterlijk op 22 maart 2022 te reageren op het onder 2.2 genoemde verweer van [geïntimeerden] , waarna [geïntimeerden] daarop binnen twee weken mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.J.M. Smit, J.C.W. Rang en E.K.Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2022.