In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1987, was beschuldigd van het voorhanden hebben van een boksbeugel op de luchthaven Schiphol op 8 mei 2018. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Tijdens de zitting op 25 januari 2022 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat het aangetroffen voorwerp niet als een boksbeugel kan worden gekwalificeerd, omdat het slechts twee ringen had. Het hof heeft echter geoordeeld dat het voorwerp voldoet aan de wettelijke omschrijving van een boksbeugel, die geen specifieke vereisten stelt aan de ringen. Het hof heeft vastgesteld dat het voorwerp geschikt is om letsel toe te brengen en dat het in strijd is met de Wet wapens en munitie. De verdachte is schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een verboden wapen en is veroordeeld tot een geldboete van € 150,00 en 3 dagen hechtenis, met de voorwaarde dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.