ECLI:NL:GHAMS:2022:682

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
23-003006-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorhanden hebben van een boksbeugel op luchthaven Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1987, was beschuldigd van het voorhanden hebben van een boksbeugel op de luchthaven Schiphol op 8 mei 2018. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Tijdens de zitting op 25 januari 2022 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat het aangetroffen voorwerp niet als een boksbeugel kan worden gekwalificeerd, omdat het slechts twee ringen had. Het hof heeft echter geoordeeld dat het voorwerp voldoet aan de wettelijke omschrijving van een boksbeugel, die geen specifieke vereisten stelt aan de ringen. Het hof heeft vastgesteld dat het voorwerp geschikt is om letsel toe te brengen en dat het in strijd is met de Wet wapens en munitie. De verdachte is schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een verboden wapen en is veroordeeld tot een geldboete van € 150,00 en 3 dagen hechtenis, met de voorwaarde dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003006-19
datum uitspraak: 8 februari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-090914-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 mei 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer aan boord van een luchtvaartuig of op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vijfde lid Wet wapens en munitie, één of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging en beslissing op voorwaardelijk verzoek

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat het voorwerp dat de verdachte bij zich droeg niet is aan te merken als een boksbeugel in de zin van de Wet wapens en munitie. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het aangetroffen voorwerp slechts twee ringen heeft. Voor het geval het hof toch tot een bewezenverklaring zou neigen, heeft de raadsman – onder verwijzing naar zijn appelschriftuur – verzocht om de deskundige ing. [naam] te laten rapporteren over de vraag of het aangetroffen object een boksbeugel is in de zin van de Wet wapens en munitie, dan wel om deze deskundige ter terechtzitting daarover te doen horen.
Het hof overweegt als volgt.
De Wet wapens en munitie en de Regeling Wapens en Munitie geven geen definitie van de term ‘boksbeugel’. In het oude Besluit ongewenste handwapenen werd de boksbeugel omschreven als ‘
een om de hand sluitende ring, of om de vingers sluitende ringen, al dan niet voorzien van uitsteeksels aan de ring(en)’.
Het onder de verdachte in beslag genomen voorwerp voldoet aan bovengenoemde omschrijving. Anders dan door de raadsman is bepleit, leest het hof in die omschrijving niet het vereiste dat de ringen om alle afzonderlijke vingers dienen te sluiten. Daarnaast is het inbeslaggenomen voorwerp gemaakt van hard materiaal en is het geschikt om een persoon met een vuistslag meer schade toe te brengen dan enkel een klap met een blote hand of vuist kan veroorzaken, hetgeen in zijn algemeenheid ook het beoogde effect is van een boksbeugel. In voornoemd effect is ook de ongewenstheid van dit handwapen gelegen. Gelet hierop en de ratio van de Wet wapens en munitie alsmede voornoemde omschrijving, is het hof van oordeel dat er geen reden bestaat te twijfelen aan de door verbalisant [verbalisant] gegeven kwalificatie van het bij de verdachte aangetroffen voorwerp als boksbeugel. Gezien vorenstaande komt het hof tot een bewezenverklaring en wordt het verweer verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
Gelet op de onderbouwing die aan het verzoek ten grondslag is gelegd en het belang van het gevraagde onderzoek in het licht van de beschikbare bewijsmiddelen, acht het hof het benoemen van een deskundige om het door de raadsman verlangde onderzoek te verrichten, niet noodzakelijk. Het hof acht zich voldoende ingelicht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 mei 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vijfde lid Wet wapens en munitie, een wapen van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De officier van justitie heeft bij strafbeschikking van 16 mei 2018 een geldboete van € 325,00 opgelegd. Hiertegen heeft de verdachte op 22 mei 2018 verzet ingesteld. De politierechter heeft – met vernietiging van de strafbeschikking – de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 170,00, subsidiair 3 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 150,00, subsidiair 3 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoon van de verdachte, het tijdsverloop en het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een boksbeugel op de luchthaven Schiphol. Een boksbeugel is een verboden wapen omdat het kan worden gebruikt om personen ernstig letsel toe te brengen. Het voorhanden hebben van een dergelijk handwapen acht het hof dan ook kwalijk. Gesteld noch gebleken is echter dat de verdachte, die de boksbeugel als sleutelhanger bij zich droeg, kwade intenties had.
Gelet op het voorgaande acht het hof, alles afwegende, een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 16 mei 2018 onder CJIB-nummer [nummer] .
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Abels, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. H.A.G. Nijman, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 februari 2022.