Op 1 maart 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 20 mei 2021 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die op 16 april 2020 in Benningbroek, gemeente Medemblik, een overtreding heeft begaan van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van dertig uren en vijftien dagen hechtenis, die kan worden omgezet in een andere straf indien niet naar behoren verricht. De relevante wettelijke voorschriften die zijn toegepast zijn onder andere de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.