ECLI:NL:GHAMS:2022:667
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van feitelijke aanranding van de eerbaarheid na hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 maart 2019. De verdachte, geboren in 1946, was beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een 12-jarig meisje op 1 oktober 2017 in Amstelveen. De tenlastelegging hield in dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen door middel van geweld of bedreiging. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 januari 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren had geëist, subsidiair 30 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen, waaronder medewerkers van de betrokken winkels, in overweging genomen. De aangeefster verklaarde dat de verdachte haar dochter had aangeraakt terwijl zij samen aan het winkelen waren. De beelden van de winkel toonden echter geen duidelijke aanwijzingen van de tenlastegelegde handeling. De getuigen gaven wel aan dat de verdachte zich op een verdachte manier gedroeg, maar hun verklaringen waren niet voldoende om de beschuldiging te onderbouwen.
Gelet op het gebrek aan overtuigend bewijs en de onduidelijkheid in de getuigenverklaringen, heeft het hof geoordeeld dat de aangifte onvoldoende steun vond in ander bewijs. Het hof heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan door te verklaren dat niet bewezen is dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.