ECLI:NL:GHAMS:2022:667

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
23-001215-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van feitelijke aanranding van de eerbaarheid na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 maart 2019. De verdachte, geboren in 1946, was beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een 12-jarig meisje op 1 oktober 2017 in Amstelveen. De tenlastelegging hield in dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen door middel van geweld of bedreiging. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 januari 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren had geëist, subsidiair 30 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.

Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen, waaronder medewerkers van de betrokken winkels, in overweging genomen. De aangeefster verklaarde dat de verdachte haar dochter had aangeraakt terwijl zij samen aan het winkelen waren. De beelden van de winkel toonden echter geen duidelijke aanwijzingen van de tenlastegelegde handeling. De getuigen gaven wel aan dat de verdachte zich op een verdachte manier gedroeg, maar hun verklaringen waren niet voldoende om de beschuldiging te onderbouwen.

Gelet op het gebrek aan overtuigend bewijs en de onduidelijkheid in de getuigenverklaringen, heeft het hof geoordeeld dat de aangifte onvoldoende steun vond in ander bewijs. Het hof heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan door te verklaren dat niet bewezen is dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001215-19
datum uitspraak: 27 januari 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-041469-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1946,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de is verdachte hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 oktober 2017 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] (die toen de leeftijd van 12 jaren had) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het één of meerdere ma(a)l(en) onverhoeds betasten en/of aanraken van de bil(len) van voornoemde [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

De aangeefster heeft namens haar dochter verklaard dat zij met haar moeder aan het winkelen was, achtereenvolgens bij de [winkel 1], de [winkel 2] en de [winkel 3], en dat de verdachte achtereenvolgens bij alle drie de winkels over haar billen heeft geveegd. De verdachte heeft dit altijd ten stelligste ontkent.
Het hof is van oordeel dat er aanwijzingen zijn dat de beschuldiging klopt nu op de beelden van de [winkel 3] te zien is dat de verdachte vlak achter het slachtoffer langs loopt terwijl er voldoende ruimte is om te passeren. Echter op de beelden is de concrete tenlastegelegde handeling niet te zien. De beelden zijn uitgekeken door de manager van de [winkel 3], [naam 1], en door de beveiliger van het winkelcentrum, [naam 2]. [naam 2] heeft verklaard dat op de beelden van de [winkel 3] te zien is dat de verdachte zich met het slachtoffer tussen de schappen in een winkelpad bevond en haar daar kennelijk aanraakte. Het hof is van oordeel dat gelet op het woord ‘kennelijk’ de getuige de tenlastegelegde handeling niet duidelijk lijkt te hebben gezien. De getuige [naam 1] heeft verklaard dat de verdachte ‘op een niet normale manier langs het slachtoffer loopt’ en een ‘veegbeweging’ maakte. Allebei deze omschrijvingen zijn echter interpretaties van wat de getuige meent te zien en geen feitelijke beschrijvingen van wat die getuige daadwerkelijk heeft waargenomen.
Gelet hierop en bij gebreke van andere beelden en/of getuigen die steun bieden aan de aangifte is het hof van oordeel dat de aangifte onvoldoende ondersteuning vindt in ander bewijs. Het hof heeft niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het aan hem ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. D. Radder en mr. A.M.P. Geelhoed,
in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 januari 2022.
=========================================================================
[…]