ECLI:NL:GHAMS:2022:665

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
23-001703-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het besturen van een motorrijtuig zonder geldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De tenlastelegging betrof een incident op 23 mei 2020 te Schiphol, waar de verdachte als bestuurder van een personenauto werd aangetroffen zonder geldig rijbewijs. De verdachte voerde aan dat hij niet schuldig was aan de overtreding, omdat hij meende dat er een fout was gemaakt met betrekking tot de mededeling over zijn 'eerste strafpunt' op de inleidende dagvaarding van een eerdere zaak. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn werk en woning. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001703-21
datum uitspraak: 27 januari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 96-153849-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 mei 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op de weg, Westelijke Randweg, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 mei 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op de weg, Westelijke Randweg, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. De verdachte is op 9 januari 2019 door het hof Amsterdam veroordeeld voor een overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Die zaak is op 24 januari 2019 onherroepelijk geworden. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting de inleidende dagvaarding uit die zaak aan het hof overgelegd. Op die dagvaarding staat, kort samengevat, dat indien de verdachte onherroepelijk voor dit feit wordt veroordeeld dat tot gevolg heeft dat hij zijn
eerstestrafpunt op zijn rijbewijs krijgt en dat bij
tweestrafpunten het rijbewijs automatisch ongeldig wordt verklaard. Als gevolg van deze veroordeling is het rijbewijs van de verdachte ongeldig verklaard. De raadsvrouw heeft hierover contact opgenomen met het ressortsparket. Een medewerker van het ressortsparket heeft bij e-mailbericht van 22 januari 2020 (dit e-mailbericht is eveneens door de raadsvrouw ter terechtzitting overgelegd) laten weten dat het rijbewijs van de verdachte terecht ongeldig is verklaard. De verdachte is eerder veroordeeld voor rijden onder invloed op 25 december 2014, die zaak is op 22 april 2016 onherroepelijk geworden. Hoewel de verdachte toen geen rijbewijs had leverde dit wel zijn eerste strafpunt op. Vervolgens heeft de verdachte binnen vijf jaar nadat die zaak onherroepelijk was geworden opnieuw een delict gepleegd dat onder de recidiveregeling valt. Het rijbewijs van de verdachte is toen van rechtswege ongeldig geworden omdat aan alle voorwaarden van artikel 123b Wegenverkeerswet 1994 is voldaan. De mededeling op de inleidende dagvaarding dat het het eerste strafpunt van de verdachte betrof was derhalve onjuist. De verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, maar meende dat dit was gebeurd op onjuiste gronden. De verdachte is uitgegaan van de mededeling van de medewerker van het ressortsparket dat er een fout was gemaakt. Er was veel verwarring bij de verdachte en hij ging er vanuit dat hij wel mocht rijden. Derhalve ontbreekt alle schuld en dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof oordeelt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat het rijbewijs van de verdachte op 14 november 2019 ongeldig is verklaard. Zijn rijbewijs is toen ook ingevorderd. Vervolgens is de verdachte op 23 mei 2020 staande gehouden. Gedurende de staande houding kon de verdachte geen rijbewijs of legitimatiebewijs overhandigen. Ook gaf hij in eerste instantie een valse naam op. Vervolgens heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, maar dat hij toch reed omdat hij een date had in het [hotel].
Uit deze gang van zaken leidt het hof af dat de verdachte op het moment van staande houding er niet op vertrouwde dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs of dat zijn rijbewijs ten onrechte ongeldig was verklaard. Hij heeft daar tijdens de staande houding niets over verklaard en evenmin bezwaar gemaakt. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, ongeacht de achteraf onjuist gebleken vermelding op de hiervoor genoemde dagvaarding.
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen, een geheel voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte heeft hiermee een in het belang van de verkeersveiligheid jegens hem genomen maatregel genegeerd. Hiermee heeft hij zichzelf en andere weggebruikers in gevaar gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 december 2021 is hij eerder ter zake van een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld. Dat de verdachte hieruit geen lering heeft getrokken weegt in zijn nadeel.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt mede in het licht van de recidive van de verdachte in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof houdt echter in het voordeel van de verdachte rekening met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft een baan en sinds kort een eigen huis. Bovendien heeft hij aannemelijk weten te maken dat hij bezig is zijn leven weer op de rit te krijgen. Het opleggen van een vrijheidsbenemende straf zal deze positief ingezette lijn doorkruisen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. A.M.P. Geelhoed,
in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 januari 2022.
=========================================================================
[…]