Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2022 in hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 20 april 2021. De verdachte, geboren in 2002, heeft op 12 maart 2020 te Hoorn een personenauto bestuurd terwijl hij de minimumleeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging, ondanks enkele taal- en schrijffouten, voldoende duidelijk is en dat de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was volgens artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De verdachte is eerder veroordeeld voor rijden zonder geldig rijbewijs, wat in zijn nadeel weegt. Echter, het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte inmiddels in het bezit van een rijbewijs is en blijk heeft gegeven van spijt en zelfinzicht. De op te leggen straf is een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, wat het hof passend acht gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan.