ECLI:NL:GHAMS:2022:624

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
23-001483-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake jeugdstrafrecht en overtreding van de Wegenverkeerswet

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2022 in hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 20 april 2021. De verdachte, geboren in 2002, heeft op 12 maart 2020 te Hoorn een personenauto bestuurd terwijl hij de minimumleeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging, ondanks enkele taal- en schrijffouten, voldoende duidelijk is en dat de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was volgens artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De verdachte is eerder veroordeeld voor rijden zonder geldig rijbewijs, wat in zijn nadeel weegt. Echter, het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte inmiddels in het bezit van een rijbewijs is en blijk heeft gegeven van spijt en zelfinzicht. De op te leggen straf is een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, wat het hof passend acht gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001483-21
datum uitspraak: 10 februari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 20 april 2021 in de strafzaak onder parketnummer 96-086933-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 februari 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 12 maart 2020 te Hoorn, op de weg, de Wabenstraat, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie A1 of B of E bij B of C1 of E bij C1, dan wel in het bezit van een getuigschrift van vakbekwaamheid een motorrijtuig van de rijbewijscategorie C of E bij C of D1 of E bij D1, te weten een personenauto, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 12 maart 2020 te Hoorn, op de weg, de Wabenstraat, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B, te weten een personenauto, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 110 van de Wegenverkeerswet 1994

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 56 dagen subsidiair 28 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft het hof ter terechtzitting verzocht de door de kantonrechter in eerste aanleg opgelegde straf te matigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door te handelen als bewezen verklaard heeft de verdachte een personenauto bestuurd terwijl hij nog niet de bij het Reglement Rijbewijzen vastgestelde minimumleeftijd van 18 jaar had bereikt. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan de verkeersregels en heeft hij de verkeersveiligheid van zichzelf en zijn medeweggebruikers in gevaar gebracht. Het hof neemt dit de verdachte kwalijk.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 februari 2022 eerder twee maal een strafbeschikking heeft gekregen voor rijden zonder geldig rijbewijs.
Het hof heeft verder kennisgenomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 januari 2022, strekkende tot het opleggen van een taakstraf in de vorm van een werkstraf.
Het hof weegt in het voordeel van de verdachte mee dat het bewezen verklaarde feit van bijna twee jaar geleden dateert en dat de verdachte inmiddels in het bezit van een rijbewijs is. Ook kent het hof betekenis toe aan het feit dat de verdachte ter terechtzitting blijk heeft gegeven van een groeiend zelfinzicht en spijt heeft betuigd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m en 77n van het Wetboek van Strafrecht en artikel 110 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. J.W.P. van Heusden en mr. R. Oude Breuil, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 februari 2022.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.