ECLI:NL:GHAMS:2022:574

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
000888-21 (530 Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand en reis- en verblijfskosten in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de verzoekster, die om vergoeding vroeg van kosten in verband met rechtsbijstand en reis- en verblijfskosten in een strafzaak. Het verzoekschrift was op 24 september 2021 ingediend, maar de verzoekster had een deel van haar verzoek, dat betrekking had op kosten van rechtsbijstand, pas op 24 januari 2022 ingediend. Het hof oordeelde dat dit verzoek niet tijdig was ingediend, omdat het niet binnen de termijn van drie maanden na het eindigen van de strafzaak was gedaan. Hierdoor werd de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek.

Daarnaast vroeg de verzoekster om vergoeding van reis- en verblijfskosten, maar het hof oordeelde dat de kosten voor vliegtickets en verblijf niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat deze niet waren gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de zitting. Het hof wees de meeste van deze kosten af, maar kende wel een vergoeding toe voor de kilometervergoeding die was gemaakt voor noodzakelijke reizen binnen Nederland.

Uiteindelijk heeft het hof op basis van billijkheid een vergoeding van € 692,24 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure, terwijl het overige verzoek werd afgewezen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000888-21 (530 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002539-17
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats],
domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat, mr. W.K. Cheng,
Knollendamstraat 7A, 1013 TL te Amsterdam.

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 24 september 2021 ingekomen.
Op 9 januari 2022 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 25 januari 2022 de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoekster ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De verzoekster is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals gewijzigd per e-mailbericht van 24 januari 2022 - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer in hoger beroep ten bedrage van € 2.355,42;
reis- en verblijfskosten die zijn gemaakt in het kader van de stafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 2.084,62;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 29 juni 2021 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het verzoekschrift – met uitzondering van de aanvulling van 24 januari 2022 – is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ad a
Met betrekking tot de gevraagde vergoeding voor kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer in hoger beroep merkt het hof op dat dit verzoek als aanvulling op het eerder ingediende verzoekschrift van 24 september 2021 per e-mailbericht van 24 januari 2022 is ingediend. Dit onderdeel van het verzoek is daarmee niet ingediend binnen drie maanden na het eindigen van de zaak. De verzoekster zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in dit verzoek.
Ad b
De verzoekster heeft een vergoeding verzocht van € 2.084,62 voor reis- en verblijfskosten die zijn gemaakt in het kader van de stafzaak met voormeld parketnummer. Deze verzochte vergoeding is onderverdeeld in verschillende posten:
  • € 1.660,54 voor drie retourvluchten Amsterdam – Curaçao met als vertrekdata 17 maart 2017, 29 maart 2018 en 19 juni 2021;
  • € 378,10 aan verblijfskosten;
  • € 45,98 kilometervergoeding in verband met noodzakelijke reizen binnen Nederland.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van het vliegticket met als vertrekdatum 17 maart 2017 dat is aangeschaft ten behoeve van het bijwonen van het politieverhoor geldt dat deze gemaakte kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu slechts reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak worden vergoed. De reiskosten voor het bijwonen van een politieverhoor vallen daar niet onder. Ten overvloede merkt het hof op dat de verzoekster heeft gesteld dat zij in die periode op Curaçao verbleef voor haar studie, waardoor zij naar Nederland moest afreizen voor het politieverhoor, maar dat uit de door haar overlegde stukken blijkt dat deze opleiding op Curaçao op 26 juni 2017 - dus na 17 maart 2017- aanving.
Met betrekking tot het vliegticket met als vertrekdatum 29 maart 2018 merkt het hof op dat deze kosten ook niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu niet is gebleken dat kort na deze vlucht een zitting heeft plaatsgevonden.
De kosten die zijn gemaakt voor het vliegticket met als vertrekdatum 19 juni 2021 komen volgens het hof evenmin voor vergoeding in aanmerking, nu niet is gebleken dat de verzoekster naar Nederland is teruggekomen voor de zitting. De verzoekster is immers teruggekomen naar Nederland omdat haar studie op Curaçao was afgerond, waarmee een einde was gekomen aan haar verblijf op Curaçao.
Met betrekking tot de verzochte vergoeding voor gemaakte verblijfskosten overweegt het hof dat gezien de duur en de data van de reserveringen niet is gebleken dat deze kosten zijn gemaakt ten behoeve van het bijwonen van het onderzoek en de behandeling van de zaak ter zitting. De verzochte vergoeding zal dan ook worden afgewezen.
Ten aanzien van de verzochte kilometervergoeding merkt het hof op dat enkel de kosten zullen worden vergoed die zijn gemaakt ten behoeve van het bijwonen van het onderzoek en de behandeling van de zaak ter zitting, ten bedrage van € 12,24.
Ad c
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 680,00

4.Beslissing

Het hof:
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan de verzoekster een vergoeding toe van € 692,24 (zeshonderdtweeënnegentig euro en vierentwintig cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoekster.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. E. van Die, A.M. Kengen en A.M. Koolen-Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 22 februari 2022.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 692,24 (zeshonderdtweeënnegentig euro en vierentwintig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Cheng o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 22 februari 2022,
mr. E. van Die, voorzitter.