ECLI:NL:GHAMS:2022:572
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen gedeeltelijke afwijzing vergoeding kosten raadsman in rekestenprocedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin een verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand gedeeltelijk werd afgewezen. De appellant, geboren in 1948, had op 31 juli 2019 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank, die op 14 mei 2019 had geoordeeld over de vergoeding van kosten in verband met rechtsbijstand. De appellant verzocht om een vergoeding van in totaal € 121.087,68, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure. De rechtbank had echter geoordeeld dat de hoogte van het aantal uren dossierstudie niet zonder meer te rechtvaardigen was en had de vergoedingen gedeeltelijk afgewezen. Het hof heeft de zaak op 25 januari 2022 behandeld en de argumenten van de appellant en zijn raadsman gehoord. Het hof oordeelde dat de beslissing van de rechtbank juist was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een hogere vergoeding rechtvaardigden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd en slechts een vergoeding van € 280,00 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure in hoger beroep. De beschikking is op 22 februari 2022 uitgesproken en de voorzitter heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen.