ECLI:NL:GHAMS:2022:571
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vergoeding kosten ondergane vreemdelingenbewaring en rechtsbijstand
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 22 maart 2021. De appellant, geboren in 1986, had een verzoek ingediend om vergoeding van kosten die hij had gemaakt als gevolg van vreemdelingenbewaring. Het hoger beroep werd op 30 maart 2021 ingesteld en de appellant was niet in raadkamer verschenen, maar had wel een schriftelijk standpunt ingediend. Het hof heeft de stukken van de strafzaak bestudeerd en de advocaat-generaal gehoord.
De appellant verzocht om een vergoeding van € 210,00 voor schade door vreemdelingenbewaring, € 733,67 voor tijdsverzuim, € 550,00 voor rechtsbijstand in eerste aanleg en € 340,00 voor rechtsbijstand in hoger beroep. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid waren voor een gedeeltelijke vergoeding van de kosten. De appellant was op 24 februari 2020 in vreemdelingenbewaring gesteld en op 25 februari 2020 weer vrijgelaten. Het hof kende een vergoeding van € 185,00 toe voor de vreemdelingenbewaring en € 1.348,65 voor de overige kosten, waaronder een vergoeding voor de misgelopen beurs in Londen.
De beslissing van het hof vernietigde de eerdere beschikking en kende de appellant een totale vergoeding toe van € 1.533,65, waarbij het meer of anders verzochte werd afgewezen. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof.