ECLI:NL:GHAMS:2022:571

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
000507-21 (530 Sv) en 000508-21 (533 Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding kosten ondergane vreemdelingenbewaring en rechtsbijstand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 22 maart 2021. De appellant, geboren in 1986, had een verzoek ingediend om vergoeding van kosten die hij had gemaakt als gevolg van vreemdelingenbewaring. Het hoger beroep werd op 30 maart 2021 ingesteld en de appellant was niet in raadkamer verschenen, maar had wel een schriftelijk standpunt ingediend. Het hof heeft de stukken van de strafzaak bestudeerd en de advocaat-generaal gehoord.

De appellant verzocht om een vergoeding van € 210,00 voor schade door vreemdelingenbewaring, € 733,67 voor tijdsverzuim, € 550,00 voor rechtsbijstand in eerste aanleg en € 340,00 voor rechtsbijstand in hoger beroep. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid waren voor een gedeeltelijke vergoeding van de kosten. De appellant was op 24 februari 2020 in vreemdelingenbewaring gesteld en op 25 februari 2020 weer vrijgelaten. Het hof kende een vergoeding van € 185,00 toe voor de vreemdelingenbewaring en € 1.348,65 voor de overige kosten, waaronder een vergoeding voor de misgelopen beurs in Londen.

De beslissing van het hof vernietigde de eerdere beschikking en kende de appellant een totale vergoeding toe van € 1.533,65, waarbij het meer of anders verzochte werd afgewezen. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000507-21 (530 Sv) en 000508-21 (533 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: -
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 22 maart 2021 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats],
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. A.L. Louwerse,
Zijlstraat 47, 2011 TK te Haarlem.

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 30 maart 2021 ingesteld door de verzoeker (hierna de appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak en heeft op 25 januari 2022 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De appellant en zijn advocaat zijn niet in raadkamer verschenen. Namens de appellant is op voorhand op 24 januari 2022 een schriftelijk standpunt aan het hof toegezonden per e-mailbericht.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals gewijzigd in raadkamer in hoger beroep - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die de appellant stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane vreemdelingenbewaring ten bedrage van € 210,00;
schade ten gevolge van tijdsverzuim door de vervolging en behandeling van de zaak ter terechtzitting, ten bedrage van € 733,67;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 550,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 340,00

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ad a
De appellant is 24 februari 2020 op in vreemdelingenbewaring gesteld. De appellant is op 25 februari 2020 in vrijheid gesteld.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van een vergoeding ter zake van door de appellant ondergane vreemdelingenbewaring tot een bedrag van
€ 185,00.
Ad b
De rechtbank heeft de onder b verzochte vergoeding afgewezen en dit als volgt gemotiveerd:
De gevraagde vergoeding voor tijdsverzuim zal worden afgewezen. Naar het oordeel van de
rechtbank komen dergelijke kosten op grond van artikel 530 Sv niet voor toewijzing in
aanmerking.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wel ruimte is voor een vergoeding, nu de appellant door zijn aanhouding en de daarop aansluitende vrijheidsberoving de beurs in Londen niet heeft kunnen bezoeken. Een aantal van de gemaakte kosten ten behoeve van het bezoeken van die beurs kunnen worden vergoed. Voor het vliegticket dat de appellant heeft overlegd die betrekking heeft op de vluchten van Panama-Amsterdam en Amsterdam-Londen op 24 februari 2020 en de terugvluchten op 3 maart 2020 kan een bedrag van € 100,00 worden toegekend. De appellant heeft immers de vlucht van Panama naar Amsterdam op eigen kosten gemaakt, maar is op kosten van de Staat weer in Panama terechtgekomen. Voor de aansluitende vlucht van Amsterdam naar Londen van 24 februari 2020 geldt dat de appellant deze vlucht niet heeft kunnen maken door zijn vrijheidsbeneming, dus voor dit gedeelte kan een vergoeding van € 100,00 worden toegekend. Met betrekking tot de hotelkosten kan de helft van het verzochte bedrag worden toegekend ten bedrage van € 117,73, nu uit de overlegde stukken blijkt dat er twee bedden zijn gereserveerd. De kosten die gemaakt zijn voor de beurs in Londen ten bedrage van € 300,92 komen volledig voor vergoeding in aanmerking.
Namens de appellant is aangevoerd dat hij zich kan vinden in het voorstel van de advocaat-generaal met betrekking tot het vliegticket en de gemaakte kosten voor de beurs. Met betrekking tot de hotelkosten geldt dat de appellant een tweepersoonskamer heeft geboekt, maar dat hij daar in zijn eentje zou verblijven. Indien hij een éénpersoonskamer zou hebben geboekt zou hij een eenpersoonstoeslag moeten betalen, waardoor de kosten nog hoger zouden uitvallen. De gehele gevraagde vergoeding van € 253,46 voor de hotelkosten dient te worden toegewezen.
Het hof is -met de advocaat-generaal- van oordeel dat er gronden van billijkheid zijn voor vergoeding van de onder b verzochte schade tot een bedrag van € 518,65, bestaande uit € 100,00 voor de aansluitende vliegreis van Amsterdam naar Londen die niet gemaakt kon worden, € 117,73 voor de hotelkosten en € 300,92 voor de misgelopen beurs in Londen.
Ad c
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 550,00.
Ad d
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 280,00, nu het inleidende verzoekschrift vóór 1 maart 2021 is ingediend.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Kent op de voet van artikel 533 Sv ten laste van de Staat aan de appellant een vergoeding toe van
€ 185,00 (honderdvijfentachtig euro).
Kent op de voet van artikel 530 Sv uit ’s Rijks kas aan de appellant een vergoeding toe van € 1.348,65 (duizend driehonderdachtenveertig euro en vijfenzestig cent).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. E. van Die, A.M. Kengen en A.M. Koolen-Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 22 februari 2022.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.533,65 (duizend vijfhonderddrieëndertig euro en vijfenzestig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Kennemer Advocaten o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 22 februari 2022,
mr. E. van Die, voorzitter.