ECLI:NL:GHAMS:2022:566

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
000843-21 (530 Sv) en 000842-21 (533 Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdig ingesteld hoger beroep in rekestenprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 december 2020. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. F.M.M.M. Vogels, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raadkamer van de rechtbank, waarin hij verzocht om schadevergoeding voor geleden schade als gevolg van voorlopige hechtenis en inkomstenderving. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep niet tijdig was ingesteld, aangezien de appellant op 24 december 2020 op de hoogte was van de beschikking en het hoger beroep pas op 28 januari 2021 was ingediend. Dit is niet binnen de vereiste termijn van één maand, zoals bepaald in artikel 535, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelde dat de appellant niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij niet binnen de gestelde termijn had gereageerd. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de appellant en zijn advocaat.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000843-21 (530 Sv) en 000842-21 (533 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 13-026594-20
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 24 december 2020 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats],
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. F.M.M.M. Vogels,
Linneausparkweg 16, 1098 EB te Amsterdam.

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 28 januari 2021 ingesteld door de verzoeker (hierna de appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 25 januari 2022 de advocaat-generaal, de appellant en de advocaat van de appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals gewijzigd in raadkamer in hoger beroep - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die de appellant stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 6.955,00;
schade door inkomstenderving ten gevolge van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis ten bedrage van € 2.155,89;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 550,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 280,00.

3.Beoordeling

Naar het oordeel van het hof is het namens de appellant ingestelde hoger beroep niet tijdig ingesteld. Uit het proces-verbaal van het onderzoek in de raadkamer van de beschikking waarvan beroep van 24 december 2020 blijkt dat de beslissing van de rechter in de raadkamer is uitgesproken in de aanwezigheid van de appellant en zijn advocaat. Daaruit blijkt dat de appellant op 24 december 2020 op de hoogte was van de beschikking waarvan beroep. Namens appellant is op 28 januari 2021 hoger beroep ingesteld. Dit is niet binnen de termijn van één maand, zoals vereist ex artikel 535, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dat in dit artikel staat dat het hoger beroep openstaat binnen een maand na
betekeningmaakt dat naar het oordeel van het hof niet anders, nu de strekking van dit artikel zo begrepen moet worden dat het hoger beroep openstaat vanaf het moment dat de appellant
op de hoogteis geraakt van de beschikking.
De appellant zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
Verklaart de appellant niet ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. E. van Die, A.M. Kengen en A.M. Koolen-Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 25 januari 2022.