ECLI:NL:GHAMS:2022:565

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
23-002513-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring mensenhandel en gewoontewitwassen met ontneming van opbrengsten uit seksuele uitbuiting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van mensenhandel en gewoontewitwassen. De bewezenverklaring betreft de seksuele uitbuiting van zeven vrouwen in de raamprostitutie en het witwassen van de opbrengsten daarvan. De verdachte, die zelf eerder slachtoffer was van mensenhandel, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden. Het hof heeft de dagvaarding nietig verklaard voor zover deze betrekking had op de tenlastelegging van 'en/of één of meer andere vrouwen'. De verdachte heeft de vrouwen geworven, vervoerd en gehuisvest, en hen gedwongen hun verdiensten aan haar af te staan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van deze vrouwen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte is schuldig bevonden aan mensenhandel en gewoontewitwassen, en de straf is gematigd vanwege persoonlijke omstandigheden en de lange duur van de procedure.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002513-14
datum uitspraak: 23 februari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-520056-09 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1987,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7, 8 en 9 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is bij voormeld vonnis vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. Ter zake van het onder 1 tenlastegelegde is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf.
Door de verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Door het openbaar ministerie is eveneens onbeperkt hoger beroep ingesteld, waardoor het hoger beroep van het openbaar ministerie zich mede richt tegen de door de rechtbank gegeven vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde.
Aldus beschouwd is de tenlastelegging in hoger beroep weer geheel aan de orde.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte – kort gezegd – tenlastegelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. medeplegen van) mensenhandel, bestaande uit de uitbuiting van meerdere vrouwen (prostitutiewerkzaamheden), in de periode van 1 april 2008 tot en met 3 november 2009, en
2. ( medeplegen van) gewoontewitwassen van de opbrengsten van genoemde uitbuiting in diezelfde periode.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Nietige dagvaarding

Ten aanzien van de geldigheid van de dagvaarding met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt.
De enkele vermelding dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en gewoontewitwassen van opbrengsten van “en/of één of meer andere vrouwen”, zonder opgave op welke specifieke vrouwen de tenlastelegging doelt en zonder een nadere omschrijving van de feitelijke handelingen die de verdachte met betrekking tot die vrouwen zou hebben verricht, voldoet niet aan de eisen van artikel 261 Sv. Vanwege het grote aantal handelingen, gedragingen en vrouwen dat voorkomt in het omvangrijke dossier heeft het hof de inhoud van de tenlastelegging op dit onderdeel niet kunnen vaststellen. Het hof is daarom van oordeel dat de dagvaarding op dit punt nietig dient te worden verklaard.
Op grond van het voorgaande verklaart het hof de dagvaarding nietig, telkens voor zover deze vermeldt de tenlastegelegde zinsneden “en/of één of meer andere vrouwen”. Het hof stelt vast dat de dagvaarding voor het overige geldig is.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Waardering van het bewijs

Feiten en omstandigheden
De verdachte had in de periode van 1 mei 2008 tot en met 3 november 2009 contact met acht vrouwen die in de prostitutie te Amsterdam werkzaam waren. Zij reisde in die periode met vijf van deze vrouwen vanuit Hongarije naar Nederland, woonde op verschillende adressen in Amsterdam met deze vrouwen en heeft de prostitutiewerkzaamheden van deze vrouwen gefaciliteerd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft als standpunt naar voren gebracht, zoals neergelegd in het schriftelijk requisitoir, dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde kan worden bewezen, ten aanzien van
feit 1 overeenkomstig de bewezenverklaring van de rechtbank.
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde heeft de verdachte met het oogmerk van uitbuiting de acht vrouwen door dwang, dreiging met geweld en andere feitelijkheden, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen. Ook heeft de verdachte die vrouwen aangeworven en medegenomen met het oogmerk hen in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde. De verdachte heeft met voornoemde middelen deze vrouwen gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid – te weten prostitutiewerkzaamheden – en opzettelijk voordeel getrokken uit hun uitbuiting. Tenslotte heeft de verdachte de vrouwen bewogen haar te bevoordelen met de uit hun seksuele handelingen voortvloeiende opbrengsten.
De feitelijke handelingen die kunnen worden bewezenverklaard staan omschreven in het voormelde schriftelijk requisitoir. Het bewijs van deze handelingen volgt uit de verklaringen van de vrouwen en vindt steun in andere verklaringen en objectieve gegevens, zoals de telefoongesprekken. Uit de verklaringen en de telefoongesprekken volgt duidelijk dat de vrouwen veelvuldig werkzaam waren in de prostitutie en door de verdachte werden aangespoord harder te werken. Zij moesten dagelijks de verdiensten afstaan aan de verdachte en moesten ook werken als zij ziek of ongesteld waren. De verdachte werd door zowel [medeverdachte 1] als haar moeder aangespoord de vrouwen harder te laten werken en hen goed in de gaten te houden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij wist dat de vrouwen arm waren en geld nodig hadden, dat zij de vrouwen in een soortgelijke positie heeft gebracht als waarin zij zelf verkeerde, en dat zij weet dat zij iets slechts heeft gedaan maar dit wijt aan de moeilijke positie waarin zij destijds zelf verkeerde.
Het toepassen van dwangmiddelen met betrekking tot prostitutiewerkzaamheden is voldoende om te spreken van een uitbuitingssituatie. Dat de vrouwen hebben ingestemd met het werken in de prostitutie doet niet af aan de uitbuitingssituatie waarin de verdachte hen heeft gebracht.
Tot slot heeft de verdachte door het (medeplegen van het) medenemen van de in de tenlastelegging genoemde vrouwen zich schuldig gemaakt aan grensoverschrijdende mensenhandel nu de uitbuiting van de vrouwen daarbij kon worden verondersteld.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde (gewoonte)witwassen geldt dat de verdachte de verdiensten van haar slachtoffers heeft verworven en voorhanden gehad. Zij heeft deze gelden overgedragen, omgezet en daarvan gebruik gemaakt door onder meer de huur te betalen, door in haar levensonderhoud te voorzien, door reparaties aan haar auto te bekostigen, door pakketten naar Hongarije te sturen en door geld naar haar familie en andere personen in Hongarije te sturen zodat sprake is geweest van verhullende handelingen.. Gelet op de duur van de periode, waarin dit alles heeft plaatsgevonden – te weten ruim anderhalf jaar – dient het onder 2 tenlastegelegde als gewoontewitwassen te worden gekwalificeerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft als standpunt naar voren gebracht, zo begrijpt het hof, dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de beschuldigingen voor zover het [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betreft. Wat betreft de andere in de tenlastelegging genoemde vrouwen moet vrijspraak volgen van het medenemen (sub 3), omdat geen sprake was van het oogmerk van uitbuiting. Wat betreft [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] moet ook vrijspraak volgen van hetgeen overeenkomstig artikel 273f, eerste lid, sub 1 en 4 Sr is tenlastegelegd, omdat er geen (oogmerk van) uitbuiting was. Ten aanzien van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] moet om diezelfde reden vrijspraak volgen voor de tenlastegelegde uitbuiting (sub 4). Ook moet vrijspraak volgen van het onder 2 tenlastegelegde (gewoonte)witwassen.
Indien het hof toch tot bewezenverklaringen van beschuldigingen ten aanzien van de vrouwen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zou komen dan wenst de verdediging deze te horen als getuige.
Wat betreft de onder 1 tenlastegelegde uitbuiting ontbreekt steunbewijs voor essentiële elementen van de tenlastelegging. De verklaringen van de betreffende vrouwen zijn de enige bewijsmiddelen die tot een veroordeling kunnen leiden, maar zijn lastig op waarde te schatten. De vrouwen zijn vrijwel allemaal meermalen gehoord maar de verklaringen zijn op cruciale punten niet consistent en ook niet consistent met elkaar. Uit het dossier blijkt bovendien dat de vrouwen overleg met elkaar hebben gevoerd. In het eerste verhoor verklaren de vrouwen vaak neutraal en ontlastend ten opzichte van de verdachte, terwijl de daaropvolgende verhoren worden gekenmerkt door zeer belastende verklaringen. Het dossier bevat weinig objectief bewijsmateriaal. Lijsten van de kamerverhuurbedrijven ontbreken en het dossier bevat een zeer beperkte selectie van de tapgesprekken.
De verdachte bekent de jonge vrouwen te hebben geholpen bij de reis van Hongarije naar Nederland en hen hier te hebben gehuisvest en een werkkamer voor hen te hebben geregeld. Geen van deze vrouwen heeft gezegd daartoe te zijn gedwongen door de verdachte. Evenmin zeggen zij te zijn misleid: zij wisten dat zij in Amsterdam in de prostitutie gingen werken. Geen van de vrouwen heeft verklaard dat geweld is gebruikt. De verdachte had geen groot overwicht op deze vrouwen. De vrouwen waren weliswaar kwetsbaar in de zin dat zij nieuw waren in Amsterdam maar gingen regelmatig terug naar Hongarije en kwamen ook weer terug naar Amsterdam, zonder enig spoor van dwang. De vrouwen hebben een keuze gemaakt in Nederland te komen werken en hebben daarbij hulp ontvangen van de verdachte en daarvoor geld afgedragen. Daarmee kan niet worden bewezen dat dwangmiddelen zijn ingezet om hen de prostitutie in te dwingen. Het dossier bevat vele contra-indicaties voor de uitoefening van dwang en de andere tenlastegelegde dwangmiddelen, waardoor niet kan worden vastgesteld dat daarvan op enige wijze sprake is geweest.
Evenmin kan het oogmerk van uitbuiting worden bewezen. Alle vrouwen wisten op voorhand dat zij de verdachte geld zouden moeten betalen. De verdachte verdiende aan het werk dat zij deed voor deze vrouwen, maar niet veel en niet buitensporig. Economisch voordeel trekken uit de prostitutie is op zich niet strafbaar en het enkel faciliteren van prostitutiewerkzaamheden en daaraan verdienen duidt niet op een oogmerk van uitbuiting. De verdachte beheerde als het ware een deel van het met de prostitutie verdiende geld met instemming van de betreffende vrouwen. Het dossier bevat vele aanwijzingen dat de vrouwen over hun eigen financiële middelen konden beschikken wanneer zij daarom vroegen en dat zij konden gaan en staan waar zij wilden.
Met betrekking tot het medeplegen van het medenemen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar Nederland dient vrijspraak te volgen, nu de verdachte daarbij niet aanwezig was en het regelen van tijdelijke huisvesting en een werkkamer bij aankomst geen handelingen zijn die het gebrek aan een bijdrage ten tijde van het tenlastegelegde kunnen compenseren.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde (gewoonte)witwassen heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, primair nu niet bewezen kan worden dat de vrouwen zijn uitgebuit, en subsidiair omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte op de hoogte was of had moeten zijn van de uitbuiting door anderen.

Het oordeel van het hof

De betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen
Uit de wettelijke bepalingen en de jurisprudentie met betrekking tot het bewijsrecht in strafzaken is geen algemeen, in alle strafzaken geldend, toetsingskader voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen af te leiden. Wel kunnen uit de jurisprudentie criteria worden afgeleid die bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen van getuigen betrokken kunnen worden.
In de eerste plaats komt belang toe aan de consistentie, gedetailleerdheid en volledigheid van de betreffende verklaringen. Daarnaast kan getoetst worden aan uit overige bronnen verkregen informatie of gegevens en kan meewegen of de inhoud van de afgelegde verklaringen gegeven de vastgestelde omstandigheden plausibel is. Ook kan daarbij worden betrokken of er omstandigheden aannemelijk zijn geworden die mogelijk van beslissende invloed zijn op de (betrouwbaarheid van de) verklaringen. Daarbij valt te denken aan de psychische belasting van de betrokkene, de mogelijke eigen rol of betrokkenheid bij het tenlastegelegde feitencomplex, de beïnvloedbaarheid of een bepaald belang dan wel motief – persoonlijk, financieel of anderszins – om niet overeenkomstig de waarheid dan wel een daardoor gekleurde voor de verdachte ont- of belastende verklaring af te leggen.
Het hof merkt op dat zowel de in de tenlastelegging genoemde vrouwen als de verdachte zeer wisselend hebben verklaard over de tenlastegelegde feiten, die bovendien inmiddels lang geleden hebben plaatsgevonden. Daarom zal het hof uitgaan van de verklaringen zoals door de betreffende vrouwen als getuige ten overstaan van de rechter-commissaris, in aanwezigheid van de verdediging, afgelegd en slechts die delen van de verklaringen voor het bewijs bezigen die steun vinden in andere verklaringen en/of objectieve gegevens, zoals de in het dossier weergegeven telefoongesprekken.
Overwegingen met betrekking tot de bewezenverklaarde periode en verweren
[slachtoffer 6] – vrijspraak
april 2008 – september 2008
Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 6] in april 2008 samen met de verdachte met de auto vanuit Hongarije naar Nederland is gekomen. Zij zou in Nederland in de prostitutie gaan werken. Tijdens de autorit werd de verdachte vanuit een Hongaarse gevangenis gebeld door [medeverdachte 1] . De telefoon stond op de luidspreker. [medeverdachte 1] deelde mee dat [slachtoffer 6] een bedrag van 700 euro per week of 100 euro per dag aan de verdachte moest afgeven. Dit heeft [slachtoffer 6] meermalen gedaan. Op 17 september 2008 is [slachtoffer 6] teruggekeerd naar Hongarije.
Vóór de ten laste gelegde periode was [slachtoffer 6] – net als de verdachte – reeds als prostituee werkzaam geweest voor [medeverdachte 1] als souteneur in Alkmaar en Amsterdam. [medeverdachte 1] is bij arrest van 25 mei 2018 door het gerechtshof Amsterdam als verdachte veroordeeld voor mensenhandel, te weten de uitbuiting van vier vrouwen in de prostitutie, waaronder [slachtoffer 6] en de verdachte, in de periode 1 augustus 2006 tot en met 31 augustus 2008.
Uit de veroordeling van [medeverdachte 1] volgt dat [slachtoffer 6] in de in onderhavige zaak tenlastegelegde periode, in ieder geval tot 31 augustus 2008, werd uitgebuit door [medeverdachte 1] . Uit het dossier in onderhavige zaak volgt dat de verdachte daar een zekere rol in heeft gespeeld. Niettemin volgt uit genoemde veroordeling van [medeverdachte 1] dat de verdachte in die periode, in ieder geval tot 31 augustus 2008, eveneens werd uitgebuit door [medeverdachte 1] , waardoor het hof de rol van de verdachte bij de uitbuiting van [slachtoffer 6] niet goed kan duiden.
Het hof is gelet hierop van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de conclusie dat de verdachte de uitbuiting in de prostitutie van [slachtoffer 6] zoals tenlastegelegd heeft gepleegd of medegepleegd. Daarom zal de verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
[slachtoffer 5] – bewezenverklaarde periode
mei 2008 – december 2008
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 5] in mei/juni 2008 contact had met de verdachte over het verrichten van prostitutiewerkzaamheden in Nederland. Rond 20 augustus 2008 is zij samen met de verdachte en [slachtoffer 8] in de auto van de verdachte naar Nederland gereden. Zij heeft prostitutiewerkzaamheden verricht en een deel van haar verdiensten afgestaan aan de verdachte. Rond kerst 2008 is zij teruggegaan naar Hongarije. In totaal heeft zij drie maanden voor de verdachte in Amsterdam gewerkt.
[slachtoffer 8] – bewezenverklaarde periode
augustus 2008 – 3 november 2009
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 8] even voor haar 18e verjaardag, die plaatsvond op
[geboortedag 2] 2008, contact had met de verdachte over het verrichten van prostitutiewerkzaamheden in Nederland. Vlak na haar achttiende verjaardag, is zij samen met de verdachte en [slachtoffer 5] in de auto van de verdachte naar Nederland gereden. Twee dagen na aankomst is zij begonnen met prostitutiewerkzaamheden in Amsterdam. [slachtoffer 8] heeft een deel van haar verdiensten afgegeven aan de verdachte. Zij heeft deze werkzaamheden voor de verdachte verricht tot aan de aanhouding van de verdachte op 3 november 2009. [slachtoffer 8] heeft in totaal veertien maanden voor de verdachte gewerkt.
[slachtoffer 7] – bewezenverklaarde periode
maart 2009 – 3 november 2009
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 7] in maart 2009 samen met de verdachte en [slachtoffer 8] in de auto van de verdachte naar Nederland is gereden. Twee of drie dagen later is zij begonnen met prostitutiewerkzaamheden in Amsterdam. Zij heeft deze werkzaamheden verricht en verdiensten afgedragen tot aan de aanhouding van de verdachte op 3 november 2009. In die periode is zij twee keer naar Hongarije geweest. [slachtoffer 7] heeft in totaal ruim zeven maanden voor de verdachte gewerkt.
[slachtoffer 4] – voorwaardelijk verzoek, bruikbaarheid getuigenverklaring en bewezenverklaarde periode
augustus 2009 – 3 november 2009
[slachtoffer 4] is op 12 oktober 2010 als getuige ten overstaan van de rechter-commissaris in de rechtbank Amsterdam in bijzijn van de verdediging gehoord. Op de regiezitting in hoger beroep van
3 december 2015 heeft het hof het verzoek van de verdediging tot het opnieuw horen van [slachtoffer 4] toegewezen. Uit processen-verbaal van de raadsheer-commissaris blijkt dat er tevergeefs verscheidene pogingen zijn gedaan de adresgegevens van [slachtoffer 4] te achterhalen. In het proces-verbaal van bevindingen van 21 november 2018 heeft de raadsheer-commissaris gerelateerd dat er contact is geweest met de Hongaarse autoriteiten. Hieruit is gebleken dat de getuige inmiddels onder een andere naam leeft ( [naam 1] ), dat naar aanleiding van een Europees onderzoeksbevel is gebleken dat de getuige op geen van de twee adressen die als zodanig in de Hongaarse gemeentelijke basisadministratie staan geregistreerd verblijft en de verblijfplaats van deze getuige derhalve niet kan worden getraceerd. Ook nadien zijn geen contactgegevens bekend geworden. Ter terechtzitting in hoger beroep van 9 februari 2022 heeft het hof gelet op het voorgaande geoordeeld dat het onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn zal kunnen worden gehoord en dat het gelet op de ouderdom van de zaak thans niet meer wenselijk is de behandeling van de zaak nogmaals daarom aan te houden. Om die reden heeft het hof afgezien van hernieuwde oproeping van deze getuige.
De verdediging heeft ter zitting van het hof gepersisteerd bij het verzoek tot het horen van deze getuige, indien het hof tot een bewezenverklaring van de beschuldigingen met betrekking tot [slachtoffer 4] zou komen.
Overeenkomstig de beslissing ter terechtzitting in hoger beroep van 9 februari 2022 stelt het hof vast dat het onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord en dat aanhouding van de zaak gelet op het tijdsverloop niet meer wenselijk is. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Het hof is van oordeel dat door afwijzing van het verzoek geen schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) ontstaat, nu deze getuige eerder, en in het bijzijn van de verdediging, bij de rechter-commissaris is gehoord.
Hoewel de verdediging – ondanks de beslissing van het hof van 3 december 2015 – niet de mogelijkheid heeft gehad het ondervragingsrecht nogmaals uit te oefenen, is het hof van oordeel dat de eerdere verklaring van [slachtoffer 4] als getuige bij de rechter-commissaris wel voor het bewijs kan worden gebruikt. De bewezenverklaring steunt immers niet op een niet in het bijzijn van de verdediging afgelegde verklaring, en is voorts ook op andere bewijsmiddelen gebaseerd, waaronder de verklaring van de verdachte zelf. Tegen die achtergrond is naar het oordeel van het hof geen sprake van een schending van het recht op een eerlijk proces door het niet nogmaals horen van deze getuige.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 4] halverwege augustus 2009 in Hongarije met de verdachte afspraken heeft gemaakt terzake het verrichten van prostitutiewerkzaamheden in Amsterdam. In september 2009 is [slachtoffer 4] met de verdachte vanuit Hongarije naar Nederland gereden. Zij heeft in de prostitutie gewerkt in Amsterdam, en een deel van haar verdiensten afgegeven aan de verdachte. Op
3 november 2009 is de verdachte aangehouden. [slachtoffer 4] heeft in totaal twee maanden voor de verdachte gewerkt.
[slachtoffer 1] & [slachtoffer 2] – voorwaardelijk verzoek, bewezenverklaarde periode, medeplegen medenemen naar Nederland (sub 3)
19 mei 2009 – 16 juni 2009
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep een (voorwaardelijk) geformuleerd verzoek gedaan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opnieuw als getuige te horen, indien het hof van oordeel is dat de door deze vrouwen afgelegde verklaringen voor het bewijs zijn te gebruiken.
Het hof overweegt op dit verzoek als volgt.
Het verzoek tot het horen van de getuigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wordt afgewezen, nu de noodzaak tot het horen van deze getuigen niet is gebleken. De omstandigheid dat [naam 2] op 19 oktober 2016 ten overstaan van de raadsheer-commissaris van het hof is gehoord maakt niet dat het noodzakelijk is de getuigen nogmaals te horen.
Daarbij betrekt het hof dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] respectievelijk op 28 juni 2010 en 29 juni 2010 ten overstaan van de rechter-commissaris in de rechtbank Amsterdam in bijzijn van de verdediging als getuige zijn gehoord, waar de verdediging in de gelegenheid is geweest het ondervragingsrecht uit te oefenen.
Voorts vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voldoende steun in andere verklaringen (waaronder de verklaring van de verdachte) en objectieve gegevens, waardoor deze niet het enige bewijs zijn en ook niet doorslaggevend zijn voor het bewijs van de beschuldigingen ten aanzien van het deze twee vrouwen betreffende tenlastegelegde.
Het hof acht de verklaringen van deze getuigen daarmee bruikbaar voor het bewijs. Door afwijzing van het verzoek wordt voorts geen inbreuk gemaakt op het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel
6 van het EVRM.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] medio mei 2009 met de auto van [naam 2] vanuit Hongarije naar Nederland zijn gereisd. De verdachte heeft hen op 19 mei 2009 in Nederland opgewacht. Twee of drie dagen nadat de vrouwen in Amsterdam aankwamen, is [naam 2] weer naar Hongarije vertrokken. De verdachte heeft een werkkamer voor de vrouwen geregeld op de Wallen. De vrouwen hebben een maand bij de verdachte in haar woning in [plek 1] verbleven. De verdachte heeft hen later geholpen met het vinden van een woning in Amsterdam- [plek 2] , waarna de vrouwen alleen voor [naam 2] zijn gaan werken. [slachtoffer 1] heeft verklaard in totaal zo’n drie maanden in Nederland te zijn gebleven. [slachtoffer 2] heeft verklaard tot half augustus 2009 in Nederland te zijn gebleven en in totaal – in verband met een reis naar Hongarije in de tussentijd – hooguit twee maanden in Nederland te zijn geweest. Beide vrouwen hebben in de prostitutie gewerkt in Amsterdam, en in ieder geval gedurende de eerste vier weken van hun verblijf (19 mei – 16 juni 2009) (een deel van) hun verdiensten afgegeven aan de verdachte.
De verdachte heeft ten aanzien van het medenemen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door [naam 2] het volgende verklaard. Op 15 mei 2009 reisde de verdachte met [slachtoffer 7] naar Nederland. [medeverdachte 1] zei dat de verdachte bij een benzinestation in Budapest [naam 2] moest ontmoeten. [naam 2] heeft bij die ontmoeting tegen de verdachte gezegd dat hij naar Nederland wilde komen met twee vrouwen die voor hem zouden werken (het hof begrijpt: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ). [naam 2] vroeg de verdachte of zij hen woonruimte kon bieden, waarop de verdachte tegen [naam 2] zei dat zij op de bovenste verdieping van haar woning in [plek 1] plek had waar deze vrouwen konden wonen. De vrouwen hebben vervolgens een maand bij de verdachte in [plek 1] gewoond. De verdachte heeft een werkkamer voor de vrouwen geregeld op de Wallen en heeft later geholpen met het vinden van een woning in Amsterdam- [plek 2] .
Gelet op de mededeling van [naam 2] bij de ontmoeting bij het benzinestation dat hij twee vrouwen mee wilde nemen naar Nederland met het doel hen hier voor hem te laten werken is het hof van oordeel dat de verdachte op de hoogte is geweest van het plan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
voor [naam 2]in de prostitutie te laten werken. Derhalve is naar het oordeel van het hof sprake geweest van een situatie waarin uitbuiting kon worden verondersteld. Door [naam 2] op dat moment voor te houden dat de vrouwen bij haar in Amsterdam konden wonen, de vrouwen vervolgens daadwerkelijk bij haar in te laten wonen en daarnaast een werkkamer voor hen te regelen, heeft de verdachte naar het oordeel van het hof een bijdrage van voldoende gewicht geleverd waardoor vastgesteld kan worden dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam 2] , die zag op het medenemen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar Nederland.
Het hof komt daarom tot een bewezenverklaring van
het medeplegenmet [naam 2] van het medenemen naar Nederland van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de zin van artikel 273f, eerste lid onder
3 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
[slachtoffer 3] – bewezenverklaarde periode
3 – 17 oktober 2009
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 3] met de trein en bus vanuit Hongarije naar Amsterdam is gereisd. De verdachte heeft haar daarbij geholpen door haar te vertellen waar ze een bus ticket kon kopen, en haar voor de reis geld te geven. In Amsterdam werd [slachtoffer 3] door de verdachte opgehaald. Rond 3 oktober 2009 is [slachtoffer 3] begonnen met prostitutiewerkzaamheden in Amsterdam en heeft zij een deel van haar verdiensten afgestaan aan de verdachte. Na 17 oktober 2009 heeft zij niet meer gewerkt. In totaal heeft [slachtoffer 3] zo’n veertien dagen voor de verdachte gewerkt en geld afgestaan aan de verdachte.
Conclusies
De vrijspraak met betrekking tot de uitbuiting van [slachtoffer 6] alsmede de vaststelling dat het eerste contact van de verdachte met [slachtoffer 5] in mei/juni 2008 heeft plaatsgevonden, leiden het hof tot het oordeel dat de te bewijzen periode korter moet zijn dan de tenlastegelegde periode, te weten 1 mei 2008 tot en met 3 november 2009.
Het dossier bevat ten aanzien van de dwangmiddelen dreiging met geweld en dreiging met andere feitelijkheden onvoldoende bewijs, waardoor de verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Voorts kan niet worden bewezenverklaard dat sprake was van misleiding, zodat de verdachte ook van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Op grond van de wettige bewijsmiddelen, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de alsdan op te maken aanvulling op dit arrest, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop deze bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht dan ook bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals opgenomen in de bewezenverklaring onder feit 1.
Voor zover de advocaat-generaal en de verdediging andere standpunten hebben aangevoerd behoeven deze gelet op het voorgaande geen verdere bespreking, of worden deze door de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen weerlegd.
Overwegingen met betrekking tot het (gewoonte)witwassen (feit 2)
Op basis van het dossier stelt het hof vast dat op naam van de verdachte geldoverboekingen hebben plaatsgevonden via Western Union naar personen in Hongarije. Een deel van deze overboekingen heeft plaatsgevonden in de periode waarin de verdachte en [slachtoffer 6] slachtoffer zijn geweest van mensenhandel (seksuele uitbuiting) door [medeverdachte 1] , te weten de periode van 1 augustus 2006 tot en met 31 augustus 2008. Ten aanzien van deze transacties geldt dat aannemelijk is dat dit transacties betreffen ten aanzien van de eigen inkomsten van de verdachte dan wel transacties waarvan op grond van de verhouding tussen [medeverdachte 1] en de verdachte niet kan worden aangenomen dat sprake was van witwassen door de verdachte.
Deze overwegingen leiden het hof tot het oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van witwassen in de periode 1 april 2008 tot en met 31 augustus 2008.
Voor de periode vanaf september 2008 geldt het volgende. De verdachte woonde in ieder geval vanaf dat moment op verschillende adressen en in verschillende samenstellingen met de overige in de tenlastelegging genoemde vrouwen samen in Amsterdam. Zij voerden een gezamenlijke huishouding. Vast staat dat de vrouwen (een deel van) hun verdiensten aan de verdachte afstonden. Ter terechtzitting in hoger beroep van 7 februari 2022 heeft de verdachte verklaard dat zij het geld dat zij van de vrouwen af nam bij elkaar in één portemonnee deed. Daarvan werden alle kosten betaald, waaronder de huur voor de woning, vaste lasten, boodschappen, telefoonkaarten en kleding.
Verder wordt vastgesteld dat op naam van de verdachte geldoverboekingen hebben plaatsgevonden via Western Union, en pakketten zijn verstuurd naar haar familie en andere personen in Hongarije, waaronder naar (personen in de omgeving van) [medeverdachte 1] . Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat zij van de verdiensten van de vrouwen reparaties aan haar auto heeft bekostigd.
Hoewel niet valt uit te sluiten dat de verdachte in die periode zelf enige prostitutiewerkzaamheden verrichtte en aldus enige inkomsten had, acht het hof – mede gelet op de daaromtrent door de verdachte zelf afgelegde verklaring – niet aannemelijk dat zij in die periode voldoende verdiende om te voorzien in haar eigen levensonderhoud. Daarnaast volgt uit de verklaring van de verdachte dat sprake is geweest van vermenging van het door misdrijf verkregen geld met andere gelden, waardoor het geld in ieder geval deels uit misdrijf afkomstig is geweest.
Het hof acht gelet op het voorgaande bewezen dat de verdachte in de periode 1 september 2008 tot en met 3 november 2009 (een deel van) de verdiensten van de in de bewezenverklaring genoemde vrouwen heeft gebruikt en omgezet terwijl zij wist dat deze geldbedragen afkomstig waren uit misdrijf, te weten de seksuele uitbuiting van deze vrouwen. Omdat er sprake is van het steeds gebruikmaken van bedragen over een langere periode, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
Nu het hof tot een bewezenverklaring komt van feit 1 behoeft het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot feit 2 geen nadere bespreking.
Een en ander wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij:
1.in de periode van 1 mei 2008 tot en met 3 november 2009 te Amsterdam en Hongarije, [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
door dwang en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
en
die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en
tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en
die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten: prostitutiewerkzaamheden
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
en
die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met één of meer van de voornoemde middelen en omstandigheden heeft gedwongen dan wel bewogen haar, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met of voor een derde,
bestaande die dwang en dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dat misbruik van een kwetsbare positie en dat voordeel trekken hierin dat zij, verdachte
(ten aanzien van
[slachtoffer 7])
  • terwijl zij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 7] alleen Hongaars sprak en de werkgelegenheid in Hongarije slecht was, die [slachtoffer 7] in [plaats] , Hongarije heeft voorgesteld in Amsterdam in de prostitutie te gaan werken en
  • die [slachtoffer 7] heeft voorgehouden dat zij in de prostitutie in Amsterdam veel geld, te weten: €500,- à € 600,- of zelfs € 1.000,- per dag kon verdienen en
  • die [slachtoffer 7] met haar, verdachtes, auto, een grijze Mercedes, kenteken [kenteken] van Hongarije naar Amsterdam heeft meegenomen teneinde in Nederland prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten en
  • die [slachtoffer 7] heeft gehuisvest in haar, verdachtes, woning in Amsterdam- [plek 2] en/of [plek 1] en die [slachtoffer 7] van en naar haar werkkamer op de Wallen heeft vervoerd en
  • tegen die [slachtoffer 7] heeft gezegd dat zij zonder haar, verdachte, de woning niet mocht verlaten en dat zij niet alleen de straat op mocht gaan en
  • voor die [slachtoffer 7] een werkkamer heeft geregeld en
  • dagelijks een groot deel van de verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 7] aan haar, verdachte, af heeft laten staan en
  • die [slachtoffer 7] onder meer telefonisch verantwoording af heeft laten leggen over hoeveel zij reeds had verdiend en hoeveel klanten zij reeds had afgewerkt en
  • tegen die [slachtoffer 7] heeft gezegd dat die [slachtoffer 7] door haar, verdachte, teruggestuurd zou worden naar Hongarije, als die [slachtoffer 7] niet genoeg verdiende en
  • die [slachtoffer 7] aanwijzingen heeft gegeven hoe zij haar werk moest verrichten en
  • die [slachtoffer 7] heeft aangemoedigd ook klanten die anale seks wilden te accepteren en
  • tegen die [slachtoffer 7] ging schreeuwen als die [slachtoffer 7] niet voldoende geld had verdiend en tegen die [slachtoffer 7] heeft gezegd dat zij beter haar best moest doen en
  • die [slachtoffer 7] terwijl zij prostitutiewerkzaamheden verrichtte heeft gebeld en tegen haar heeft gezegd dat zij harder moest werken en bij de [slachtoffer 7] voor haar werkkamer ging staan en vervolgens tegen die [slachtoffer 7] te zeggen dat zij beter zou gaan verdienen als zij, verdachte, voor haar raam zou gaan staan en
  • tegen die [slachtoffer 7] heeft gezegd dat zij ook moest werken als zij ziek was en die [slachtoffer 7] heeft laten werken, terwijl zij vanwege uitslag op de binnenkant van haar dijbeen op doktersadvies 1,5 à 2 weken niet mocht werken en
  • die [slachtoffer 7] dubbele diensten heeft laten werken als die [slachtoffer 7] slecht had verdiend en
  • ervoor heeft gezorgd dat die [slachtoffer 7] niet over haar eigen verdiensten kon beschikken en dat zij, verdachte, bepaalde of die [slachtoffer 7] bepaalde goederen onder meer kleding en sieraden mocht aanschaffen
en
(ten aanzien van die
[slachtoffer 8])
  • die [slachtoffer 8] in Hongarije heeft benaderd en heeft voorgesteld in Amsterdam in de prostitutie te gaan werken en
  • die [slachtoffer 8] kort na haar 18e verjaardag met haar, verdachtes, auto een grijze Mercedes, kenteken [kenteken] , van Hongarije naar Amsterdam heeft meegenomen teneinde in Nederland prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten en
  • die [slachtoffer 8] heeft rondgeleid in het prostitutiegebied op de Amsterdamse Wallen en
  • die [slachtoffer 8] heeft gehuisvest onder meer in een woning in Amsterdam- [plek 2] en [plek 1] en die [slachtoffer 8] van en naar haar werkkamer op de Wallen heeft vervoerd en
  • voor die [slachtoffer 8] een werkkamer op de Wallen heeft geregeld en
  • dagelijks (een groot deel van) de verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 8] , aan haar verdachte, af heeft laten staan en
  • die [slachtoffer 8] telefonisch verantwoording af heeft laten leggen over hoeveel zij reeds had verdiend en
  • tegen die [slachtoffer 8] ging schreeuwen als die [slachtoffer 8] niet voldoende geld had verdiend en tegen die [slachtoffer 8] heeft gezegd dat zij ook moest werken als zij ziek was en
  • terwijl zij, verdachte, die [slachtoffer 8] het gevoel gaf dat zij schulden had bij haar, verdachte
tegen die [slachtoffer 8] heeft gezegd dat indien die [slachtoffer 8] niet zou betalen, die [slachtoffer 8] terug zou moeten naar Hongarije en dat zij dan helemaal geen kans meer zou hebben om geld te verdienen en
  • tegen die [slachtoffer 8] heeft gezegd dat zij, verdachte de baas was en dat zij, verdachte, hier de hele business had opgebouwd en dat zij, verdachte, bepaalde wat er gebeurde en
  • die [slachtoffer 8] dubbele diensten liet werken en die [slachtoffer 8] aanmoedigde om door te gaan met werken, als die [slachtoffer 8] aangaf moe te zijn en de lange werkdagen niet meer vol te kunnen houden en
  • ervoor heeft gezorgd dat die [slachtoffer 8] niet over haar eigen verdiensten kon beschikken en dat zij, verdachte, bepaalde of die [slachtoffer 8] bepaalde goederen onder meer kleding en sieraden mocht aanschaffen
en
(ten aanzien van die
[slachtoffer 4])
  • die [slachtoffer 4] in [plaats] , Hongarije heeft voorgesteld in Amsterdam in de prostitutie te gaan werken en
  • die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat zij bij haar, verdachte, in huis kon wonen en dat zij, verdachte, voor die [slachtoffer 4] een werkkamer op de Amsterdamse Wallen kon regelen en dat die [slachtoffer 4] in ruil daarvoor de helft van haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte, moest afstaan en
  • die [slachtoffer 4] met haar, verdachtes, auto van Hongarije naar Nederland heeft meegenomen teneinde in Nederland prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten en
  • die [slachtoffer 4] . heeft gehuisvest in een woning in [plek 1] en die [slachtoffer 4] meermalen van en naar haar werkkamer op de Wallen heeft vervoerd en
  • voor die [slachtoffer 4] een werkkamer op de Wallen heeft laten regelen en
  • tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat die [slachtoffer 4] alleen een werkkamer op de Wallen kon krijgen als zij op de Wallen kennissen had en dat [slachtoffer 4] zonder haar, verdachte, nooit een werkkamer op de Wallen kon bemachtigen en
  • dagelijks de helft van de verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 4] aan haar, verdachte, af heeft laten staan en
  • die [slachtoffer 4] telefonisch verantwoording af heeft laten leggen over hoeveel zij reeds had verdiend en/of hoeveel klanten zij reeds had afgewerkt en
  • tegen die [slachtoffer 4] ging schreeuwen als die [slachtoffer 4] niet voldoende geld had verdiend en
  • die [slachtoffer 4] controleerde en/of liet controleren, door die [slachtoffer 4] middels camerabeelden in de gaten te (laten) houden en door aan een ander,te weten: [slachtoffer 7] , te vragen of die ander [slachtoffer 4] in de gaten wilde houden en
  • die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat die [slachtoffer 4] de woning in [plek 1] niet mocht verlaten en dat zij niet zonder verdachte de straat op mocht gaan en
  • toen [slachtoffer 4] contact kreeg met een man de simkaart van die [slachtoffer 4] in tweeën heeft gebroken
en
(ten aanzien van die
[slachtoffer 5])
  • die [slachtoffer 5] in Hongarije heeft voorgesteld in Amsterdam in de prostitutie te gaan werken en
  • die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat zij bij haar, verdachte, in huis kon wonen en
  • die [slachtoffer 5] met haar, verdachtes, auto van Hongarije naar Nederland heeft meegenomen teneinde in Nederland prostitutiewerkzaamheden te verrichten en
  • die [slachtoffer 5] heeft gehuisvest in een woning in Amsterdam- [plek 3] en Amsterdam- [plek 2] en
  • voor die [slachtoffer 5] een werkkamer heeft geregeld en
  • die [slachtoffer 5] van en naar haar werkkamer op de Wallen heeft vervoerd en
  • die [slachtoffer 5] dagelijks een deel van haar verdiensten in de prostitutie, te weten € 300,- en € 330.- aan haar, verdachte, af heeft laten staan en
  • tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat er mensen om hen heen waren die hen, indien nodig, bescherming konden geven en dat als die [slachtoffer 5] iets verkeerd zou doen, zij dan problemen zou ondervinden en
  • tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat zij zonder haar, verdachte, nooit een werkkamer kon krijgen en geen geld kon verdienen, als die [slachtoffer 5] geen geld aan haar, verdachte, afdroeg en
en
(ten aanzien van die
[slachtoffer 3])
  • die [slachtoffer 3] in [plaats] , Hongarije, wetende dat zij geen geld had en dat zij in slechte leefomstandigheden verkeerde, heeft voorgesteld in Amsterdam in de prostitutie te gaan werken en
  • die [slachtoffer 3] geld heeft gestuurd voor de reis van [plaats] naar Amsterdam en die [slachtoffer 3] bij aankomst in Amsterdam van het busstation met haar, verdachtes, auto heeft opgehaald en
  • die [slachtoffer 3] heeft gehuisvest in haar, verdachtes, woning in [plek 1] en die [slachtoffer 3] van en naar haar werkkamer op de Wallen hebben vervoerd en
  • voor die [slachtoffer 3] een werkkamer op de Wallen heeft geregeld en lingerie voor die [slachtoffer 3] heeft gekocht en
  • dagelijks de helft van de verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3] aan haar, verdachte, af heeft laten staan en die [slachtoffer 3] daarbovenop € 30.- à € 40.- per dag voor onder meer eten heeft laten betalen
en
(ten aanzien van die
[slachtoffer 1]en
[slachtoffer 2])
  • wetende dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar Nederland kwamen om in de prostitutie te werken en alleen Hongaars spraken en de weg in Amsterdam niet kenden, een werkkamer voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de Amsterdamse Wallen heeft geregeld en
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gehuisvest in een woning in Amsterdam- [plek 1] en Amsterdam- [plek 2] en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van en naar hun werkkamer op de Wallen heeft vervoerd teneinde daar prostitutiewerkzaamheden te verrichten en
  • die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een deel van hun verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte, heeft laten afstaan en
  • tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij hun werkkamer kwijt zouden raken als zij geen geld aan haar, verdachte, afdroegen.
2.
in de periode van 1 september 2008 tot en met 3 november 2009, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, (telkens van geldbedragen (te weten: betalingen en/of ontvangsten uit prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gebruik gemaakt, terwijl zij telkens wist, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder
1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd,
en
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 3° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, waarbij als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd een meldplicht bij de reclassering.
Dat de verdachte in een deel van de bewezenverklaarde periode zelf slachtoffer is geweest van mensenhandel kan – gelet op de omstandigheden in onderhavige zaak en met inachtneming van het non-punishment/non-prosecution-beginsel – niet leiden tot de conclusie dat de bewezenverklaarde uitbuiting een rechtstreeks gevolg is geweest van de in het kader van de mensenhandel op de verdachte uitgeoefende dwang. In de wereld van de mensenhandel komt het vaker voor dat een slachtoffer dader wordt.
Blijkens de verschillende in het kader van persoonlijkheidsonderzoeken opgemaakte rapportages waren er handelingsalternatieven beschikbaar en heeft de verdachte die handelingsvrijheid in haar voordeel benut, waardoor zij volledig verantwoordelijk moet worden gehouden voor de door haar gepleegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
Indien het hof tot een bewezenverklaring komt van de tenlastegelegde gedragingen, dienen deze te worden bezien in de context van de relatie tussen de verdachte en [medeverdachte 1] . In 2018 is door het hof vastgesteld dat de verdachte slachtoffer is geweest van mensenhandel in de vorm van seksuele uitbuiting door [medeverdachte 1] in jaren voorafgaand aan, en de eerste maanden van, de in de onderhavige zaak tenlastegelegde periode. De verdachte is een getraumatiseerde vrouw. De achtergrond van de verdachte wordt gekenmerkt door sociale uitsluiting en armoede en haar leven lang is zij slachtoffer geweest van geweld. Nadat zij in juli 2008 vanwege letsel aan haar voet haar prostitutiewerkzaamheden niet meer fulltime kon verrichten heeft zij de rol van de in Hongarije gedetineerde [medeverdachte 1] overgenomen. De tenlastegelegde feiten zijn een rechtstreeks gevolg van het feit dat zij slachtoffer was van mensenhandel, nu zij daar door [medeverdachte 1] toe werd gedwongen. [medeverdachte 1] was manipulatief en gewelddadig en dwong haar, ook vanuit zijn detentie in Hongarije, – al dan niet via zijn broers in Nederland – om geld naar hem en zijn (ex-)vrouwen over te maken. Uit het dossier – waaronder objectieve gegevens zoals de telefoontaps en de geldoverboekingen – volgt dat de verdachte onder enorme druk stond de tenlastegelegde gedragingen te verrichten. Een bewezenverklaring moet worden bezien vanuit die druk en die druk dient – met inachtneming van het non-punishment/non-prosecution-beginsel – zijn weerslag te vinden in de strafmaat. Daarbij genomen de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, te weten dat zij moeder is van drie jonge kinderen en haar leven thans op orde heeft, alsmede de overschrijding van de redelijke termijn, verzoekt de raadsvrouw bij een bewezenverklaring forse strafvermindering, en boven alles dat een straf opgelegd wordt waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel de in voorarrest doorgebrachte tijd niet overschrijdt.
Daarnaast verzoekt de raadsvrouw om oplegging van een voorwaardelijke straf, eventueel in de vorm van een taakstraf, waarbij als bijzondere voorwaarden worden opgelegd een meldplicht bij de reclassering en medewerking aan een persoonlijkheidsonderzoek, en een eventueel daaruit volgende ambulante behandeling.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
De verdachte heeft in de bewezenverklaarde periode zeven vrouwen uitgebuit. Zij heeft deze vrouwen gedurende verschillende periodes binnen de bewezenverklaarde periode – variërend van twee weken tot veertien maanden – laten werken als raamprostituee op de Wallen en daar financieel van geprofiteerd. De verdachte heeft de kwetsbare en vaak jonge vrouwen in Hongarije aangeworven en mee naar Nederland genomen. De verdachte wist dat de vrouwen in Hongarije in armoede leefden en ernaar verlangden een beter bestaan op te bouwen door prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten in een land dat onbekend was voor hen en waarvan zij de taal niet spraken. De verdachte heeft misbruik gemaakt van deze kwetsbare positie en dwang uitgeoefend, waarmee zij de vrouwen in een uitbuitingssituatie heeft gemanoeuvreerd. De vrouwen werden aangespoord om lange dagen te werken en zoveel mogelijk te verdienen, waarbij zij door de verdachte in de gaten werden gehouden en werden gecontroleerd. Een deel van de vrouwen moest soms dubbele diensten draaien en zij moesten een (groot) deel van, zo niet al hun verdiensten aan haar afstaan. Zij moesten nagenoeg zeven dagen per week beschikbaar zijn als prostituee en allerlei seksuele diensten verrichten, ook als zij ongesteld of ziek waren.
De verdachte heeft hiermee op indringende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers en voorts op de vrijheid die zij zouden behoren te hebben om hun eigen leven vorm te geven. De omstandigheid dat enkele van deze vrouwen eerder in Hongarije in de prostitutie zouden hebben gewerkt en er voor kozen in Amsterdam als prostituee te gaan werken is daarbij niet van belang. De verdachte heeft de vrouwen behandeld als een inkomstenbron waarvan zij kon profiteren en daarmee de belangen van de slachtoffers bij het behoud van hun waardigheid en recht op zelfbeschikking ondergeschikt gemaakt aan eigen financieel gewin. Het hof vindt het moeilijk te begrijpen dat juist de verdachte – die voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode zelf ruim twee jaar in een uitbuitingssituatie in de prostitutie heeft gewerkt – andere vrouwen in een vergelijkbare positie heeft gebracht als waar zij zelf in heeft verkeerd.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. De verdachte heeft voor haar levensonderhoud gebruik gemaakt van het geld dat de slachtoffers verdienden in de uitbuitingssituatie en aan haar moesten afstaan. Daarnaast heeft zij dat geld aangewend voor het versturen van geld en pakketten naar personen in Hongarije.
In straf verminderende zin weegt het hof mee dat de verdachte in de periode voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten zelf ruim twee jaar het slachtoffer was van seksuele uitbuiting. Uit het dossier blijkt dat zij ook gedurende de bewezenverklaarde periode nog onder druk heeft gestaan van haar vroegere souteneur en geld aan hem en personen in zijn omgeving heeft afgestaan. Hoewel dit de verdachte naar het oordeel van het hof niet disculpeert voor de bewezenverklaarde gedragingen, zal het hof ook dit in straf verminderende zin meewegen.
De persoon van de verdachte
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 24 januari 2022 is de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten en ook tot op heden niet in verband met dezelfde of soortgelijke feiten in aanraking gekomen met politie en justitie in Nederland.
Het hof heeft kennis genomen van het over de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapport van gz-psycholoog dr. [naam 3] van 8 april 2011, waarin wordt geconcludeerd dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd ten aanzien van de tenlastegelegde feiten. Het hof neemt deze conclusie over.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een reclasseringsadvies van de reclassering Nederland van 29 november 2010 en een Pro Justitie rapport van gz-psycholoog drs. [naam 4] van
25 oktober 2010.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het voorgaande, in het bijzonder de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een vrijheidsbenemende straf. Gelet op de ernst van de feiten, de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en – in strafmatigende zin – rekening houdend met de situatie voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten, de hiervoor genoemde omstandigheden en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden in beginsel passend.
Het hof zal, vanwege na te noemen persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en vanwege de uitzonderlijke overschrijding van de redelijke termijn, evenwel de op te leggen straf matigen.
Het hof heeft kennis genomen van de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, één en ander zoals weergegeven in de over de verdachte door mw. [naam 5] opgemaakte voorlichtingsrapportage van Forensisch Maatwerk van 3 februari 2022 en zoals ter terechtzitting door de verdachte en haar raadsvrouw naar voren gebracht. De verdachte heeft haar leven inmiddels een geheel andere wending gegeven. Zij is al langere tijd weg uit de prostitutiewereld en heeft een stabiele gezins- en woonsituatie. Zij heeft een partner die steun en stabiliteit biedt en is moeder van drie jonge kinderen.
Met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn overweegt het hof als volgt.
De verdachte is op 3 november 2009 in verzekering gesteld. Op 26 augustus 2010 is de voorlopige hechtenis geschorst. Op 19 juni 2014 is vonnis gewezen. Dit betekent dat de redelijke termijn in eerste aanleg met twee jaren en ruim zeven maanden is overschreden.
Op 19 juni 2014 heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Dat betekent dat de redelijke termijn in hoger beroep met vijf jaren en bijna negen maanden is overschreden.
De gehele behandeling heeft daarmee ruim twaalf jaar geduurd en de totale overschrijding van de redelijke termijn komt neer op meer dan acht jaren..
Gelet op het voorgaande acht het hof het niet wenselijk dat de verdachte, na zoveel tijdsverloop, wederom in detentie zou geraken. Niet alleen is het de vraag welk strafdoel daarmee in de onderhavige zaak nog zou worden gediend, maar ook bestaat het risico dat de verdachte haar opgebouwde beschermende factoren door detentie (deels) zal verliezen en de kans op recidive dan juist zal toenemen.
Anders dan de advocaat-generaal en de raadsvrouw, ziet het hof mede gelet op vorenstaande geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering en/of een ambulante behandeling.
Dat toezicht en die behandeling zijn wellicht raadzaam, maar gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat de verdachte niet is gerecidiveerd is het hof van oordeel dat daarvoor thans in deze strafzaak geen ruimte meer is.
Alles afwegende acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van de in voorarrest doorgebrachte tijd niet overschrijdt, te weten een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, in combinatie met de hieronder te noemen verbeurdverklaring, passend en geboden.
Verbeurdverklaring
Het onder 1 bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, de personenauto (Grijs, Mercedes E270, goednummer 3445939). Deze behoort de verdachte toe. Dit voorwerp zal daarom worden verbeurd verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 148.065,20, bestaande uit € 143.065,20 aan materiële schade en 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 60.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en het bedrag van de vordering daarbij verlaagd, te weten tot een bedrag van € 147.200,00, bestaande uit € 142.200,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering betwist. De raadsvrouw heeft bepleit dat bij een bewezenverklaring maximaal uit kan worden gegaan van 331 gewerkte dagen en een bedrag van € 135,00 per dag. Al het meerdere moet worden afgewezen.
Na aftrek van kosten komt de materiële schade volgens de verdediging neer op een bedrag van
€ 23.685,00. De vordering tot vergoeding van de immateriële schade heeft de verdediging niet betwist. Tot slot heeft de verdediging verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen omdat de verdachte de feiten onder druk van [medeverdachte 1] heeft gepleegd en een groot deel van de opbrengst aan hem af heeft moeten staan. Volledige toewijzing zou daardoor tot een onredelijke uitkomst leiden.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden
Het hof gaat bij de berekening uit van een periode van ruim veertien maanden (eind augustus 2008 tot begin november 2009) waarin de benadeelde partij als raamprostituee heeft gewerkt.
Het hof zal, mede rekening houdend met niet gewerkte dagen in verband met reizen naar Hongarije en ziekte, uitgaan van 331 werkdagen, welk aantal door de verdachte niet wordt betwist.
Waar het de materiële schade betreft (bestaande uit de aan de verdachte afgedragen inkomsten) gaat het hof er, gelet op de verklaringen van de benadeelde partij, vanuit dat de benadeelde partij per dag een bedrag van € 135,00 (na aftrek van de kamerhuur) moet hebben verdiend. De vordering is voor het maken van deze schatting voldoende onderbouwd en dit bedrag is niet betwist.
Dit betekent dat de benadeelde partij 331 (dagen) x € 135,00 =
€ 44.685,00aan verdiensten aan de verdachte heeft afgestaan.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij in de bewezenverklaarde periode zes maal naar Hongarije is gereisd en per reis een bedrag van € 1.000,00 van de verdachte heeft ontvangen. Deze post van (6 x € 1.000,00 =)
€ 6.000,00dient in mindering te worden gebracht op voornoemd bedrag.
Daarbij acht het hof aannemelijk dat de verdachte kosten heeft gemaakt voor levensonderhoud van de benadeelde partij in de bewezenverklaarde periode. Het hof schat deze kosten, gelet op hetgeen daaromtrent door de verdediging naar voren is gebracht en door de benadeelde partij onvoldoende is weersproken, op een bedrag van
€ 15.000,00voor de gehele bewezenverklaarde periode.
Na aftrek van voornoemde kosten betekent dit dat de benadeelde partij een netto bedrag van (€ 44.685,00 – € 6.000,00 – € 15.000,00 =)
€ 23.685,00aan de verdachte heeft afgestaan.
Immateriële schade
Voorts is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks
immateriële schadeis toegebracht. Die schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 5.000,00.
Toewijzing
De vordering van de benadeelde partij zal daarmee worden toegewezen voor een bedrag van
€ 28.685,00.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Beslag

Teruggave aan de verdachte
Het hof is van oordeel dat het blijkens de kennisgeving inbeslagneming in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag (van in totaal € 1905,-), aan de verdachte toebehoort en aan haar dient te worden teruggegeven, conform de vordering van de advocaat-generaal en het pleidooi van de verdediging.
Het hof merkt op dat de overige op de beslaglijst vermelde geldbedragen ten onrechte op de beslaglijst staan vermeld, nu blijkens het dossier deze bedragen onder een ander dan de verdachte in beslag zijn genomen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 273f (oud) en 420ter (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding nietig telkens voor zover deze ziet op de onder
1 en 2 tenlastegelegde zinsneden “en/of één of meer andere vrouwen”.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een personenauto (omschrijving: G3445939, Grijs, Mercedes E270).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van
- een geldbedrag van € 1.905,00.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 8] ter zake van het onder
1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 28.685,00 (achtentwintigduizend zeshonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 23.685,00 (drieëntwintigduizend zeshonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 8] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 28.685,00 (achtentwintigduizend zeshonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 23.685,00 (drieëntwintigduizend zeshonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
178 (honderdachtenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
3 november 2009.
Heft op het – geschorste – bevel voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. M.M.H.P. Houben en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van
mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 februari 2022.
Mr. V.M.A. Sinnige is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Bijlage
Volledige tekst van de tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen, dat:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
zij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 3 november 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of te [plaats] , in elk geval in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, (een) ander(en), te weten [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen,
en/of
die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen, in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en/of
die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
dan wel
met één van de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden),
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen
en/of
die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 6] en/of en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen dan wel bewogen haar, verdachte en/of haar mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen met of voor een derde,
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat voordeel trekken hierin dat zij, verdachte en/of haar mededader(s)
(ten aanzien van [slachtoffer 7] )
  • (terwijl zij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 7] alleen Hongaars sprak en/of de werkgelegenheid in Hongarije slechts was) die [slachtoffer 7] (in [plaats] , Hongarije) heeft/hebben benaderd en/of opgezocht en/of heeft/hebben voorgesteld in Amsterdam in de prostitutie te gaan werken en/of
  • die [slachtoffer 7] heeft/hebben voorgehouden dat zij in de prostitutie in Amsterdam veel geld
  • (te weten: €500,- à € 600,- of zelfs € 1.000,- per dag) kon verdienen en/of
  • die [slachtoffer 7] met haar, verdachtes, auto (een grijze Mercedes, kenteken [kenteken] ) van Hongarije naar Amsterdam heeft/hebben overgebracht en/of vervoerd en/of meegenomen (teneinde in Nederland prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten) en/of
  • die [slachtoffer 7] heeft/hebben gehuisvest in haar, verdachtes, woning (in Amsterdam- [plek 2] en/of [plek 1] ) en/of (telkens) die [slachtoffer 7] van en/of naar haar werkkamer op de Wallen heeft/hebben vervoerd en/of
  • (meermalen) tegen die [slachtoffer 7] heeft/hebben gezegd dat zij zonder haar, verdachte, de woning niet mocht verlaten en/of dat zij niet alleen de straat op mocht gaan en/of
  • voor die [slachtoffer 7] een werkkamer heeft/hebben geregeld en/of
  • (dagelijks) (een groot deel van) de verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 7] afpakte(n) en/of die [slachtoffer 7] (een groot deel van) die verdiensten aan haar, verdachte, af heeft laten staan en/of
  • die [slachtoffer 7] (onder meer telefonisch) verantwoording af heeft/hebben laten leggen over hoeveel zij reeds had verdiend en/of hoeveel klanten zij reeds had afgewerkt en/of
  • tegen die [slachtoffer 7] heeft/hebben gezegd dat die [slachtoffer 7] door haar, verdachte, teruggestuurd zou worden naar Hongarije, als die [slachtoffer 7] niet genoeg verdiende en/of
  • die [slachtoffer 7] aanwijzingen heeft/hebben gegeven hoe zij haar werk moest verrichten en/of
  • die [slachtoffer 7] heeft/hebben aangemoedigd ook klanten die anale seks wilden te accepteren en/of
  • tegen die [slachtoffer 7] ging/gingen schreeuwen en/of gillen als die [slachtoffer 7] niet voldoende geld had verdiend en/of tegen die [slachtoffer 7] heeft/hebben gezegd dat zij beter haar best moest doen en/of
  • die [slachtoffer 7] (meermalen) (terwijl zij prostitutiewerkzaamheden verrichtte) heeft gebeld en/of tegen haar heeft gezegd dat zij harder moest werken en/of bij de [slachtoffer 7] voor haar werkkamer ging/gingen staan en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 7] te zeggen dat zij beter zou gaan verdienen als zij, verdachte, en/of haar mededader(s) voor haar raam zouden gaan staan en/of
  • tegen die [slachtoffer 7] heeft/hebben gezegd dat zij ook moest werken als zij ziek was en/of die [slachtoffer 7] heeft/hebben laten werken, terwijl zij vanwege uitslag op (de binnenkant van) haar (dij)been op doktersadvies 1,5 à 2 weken niet mocht werken en/of
  • die [slachtoffer 7] dubbele diensten heeft/hebben laten werken als die [slachtoffer 7] slecht had verdiend en/of
  • ervoor heeft/hebben gezorgd dat die [slachtoffer 7] niet over haar eigen verdiensten kon beschikken en/of dat zij, verdachte, bepaalde of die [slachtoffer 7] bepaalde goederen (onder meer kleding en/of sieraden) mocht aanschaffen
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 8] )
  • die [slachtoffer 8] (in [plaats] , Hongarije) heeft/hebben benaderd en/of opgezocht en/of heeft/hebben voorgesteld in Amsterdam in de prostitutie te gaan werken en/of
  • die [slachtoffer 8] (kort na haar 18e verjaardag) met haar, verdachtes, auto (een grijze Mercedes, kenteken [kenteken] ) van Hongarije naar Amsterdam heeft/hebben overgebracht en/of vervoerd en/of meegenomen (teneinde in Nederland prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten) en/of
  • die [slachtoffer 8] heeft/hebben rondgeleid in het prostitutiegebied op de Amsterdamse Wallen en/of
  • die [slachtoffer 8] heeft/hebben gehuisvest (onder meer in een woning in Amsterdam- [plek 2] en/of [plek 1] ) en/of die [slachtoffer 8] (telkens) van en/of naar haar werkkamer op de Wallen heeft/hebben vervoerd en/of
  • voor die [slachtoffer 8] (telkens) een werkkamer op de Wallen heeft/hebben geregeld en/of heeft/hebben laten regelen en/of betaald en/of
  • (dagelijks) (een groot deel van) de verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 8] afpakte(n) en/of die [slachtoffer 8] (een groot deel van) die verdiensten (ongeveer € 325,- in elk geval minimaal € 200,- per dag) aan haar, verdachte, af heeft laten staan en/of
  • die [slachtoffer 8] (onder meer telefonisch) verantwoording af heeft/hebben laten leggen over hoeveel zij reeds had verdiend en/of hoeveel klanten zij reeds had afgewerkt en/of
  • tegen die [slachtoffer 8] ging/gingen schreeuwen als die [slachtoffer 8] niet voldoende geld had verdiend en/of tegen die [slachtoffer 8] heeft/hebben gezegd dat zij ook moest werken als zij ziek was en/of
  • (terwijl zij, verdachte, die [slachtoffer 8] het gevoel gaf dat zij schulden had bij haar, verdachte)
tegen die [slachtoffer 8] heeft/hebben gezegd dat indien die [slachtoffer 8] niet zou betalen, die [slachtoffer 8] terug zou moeten naar Hongarije en/of dat zij dan helemaal geen kans meer zou hebben om geld te verdienen en/of
  • tegen die [slachtoffer 8] heeft/hebben gezegd dat als zij het lef zou hebben geld achter te houden en/of te verstoppen er hele enge dingen zouden gebeuren en/of dat zij, verdachte, die [slachtoffer 8] zou vertrappen en/of haar darmen eruit zou rukken en/of
  • tegen die [slachtoffer 8] heeft/hebben gezegd dat zij, verdachte de baas was en/of dat zij, verdachte, hier de hele business had opgebouwd en/of dat zij, verdachte, bepaalde wat er gebeurde en/of
  • tegen die [slachtoffer 8] heeft/hebben gezegd dat zij, verdachte, eerder vrouwen voor zich had werken die zij helemaal had platgetrapt en/of dat zij, [slachtoffer 8] , dat moest onthouden en/of
  • die [slachtoffer 8] dubbele diensten liet(en) werken en/of die [slachtoffer 8] aanmoedigde(n) om door te gaan met werken, als die [slachtoffer 8] aangaf moe te zijn en/of de lange werkdagen niet meer vol te kunnen houden en/of
  • ervoor heeft/hebben gezorgd dat die [slachtoffer 8] niet over haar eigen verdiensten kon beschikken en/of dat zij, verdachte, bepaalde of die [slachtoffer 8] bepaalde goederen (onder meer kleding en/of sieraden) mocht aanschaffen
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 4] )
  • die [slachtoffer 4] (in [plaats] , Hongarije) heeft/hebben benaderd en/of opgezocht en haar heeft/hebben voorgesteld in Amsterdam in de prostitutie te gaan werken en/of
  • die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat zij bij haar, verdachte, in huis kon wonen en/of dat zij, verdachte, voor die [slachtoffer 4] een werkkamer op de Amsterdamse Wallen kon regelen en/of dat die [slachtoffer 4] (in ruil daarvoor) de helft van haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte, moest afstaan en/of
  • die [slachtoffer 4] met haar, verdachtes, auto van Hongarije naar Nederland heeft/hebben over gebracht en/of vervoerd en/of meegenomen (teneinde in Nederland prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten) en/of
  • die [slachtoffer 4] heeft/hebben gehuisvest in een woning in [plek 1] en/of die [slachtoffer 4] (meermalen) van en/of naar haar werkkamer op de Wallen heeft/hebben vervoerd en/of
  • voor die [slachtoffer 4] een werkkamer op de Wallen heeft/hebben geregeld en/of heeft/hebben laten regelen en/of
  • tegen die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat die [slachtoffer 4] alleen een werkkamer op de Wallen kon krijgen als zij op de Wallen kennissen had en/of dat [slachtoffer 4] zonder haar, verdachte, en/of haar mededader(s) nooit een werkkamer op de Wallen kon bemachtigen en/of
  • (dagelijks) de helft van de verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 4] afpakte(n) en/of die [slachtoffer 4] de helft van die verdiensten aan haar, verdachte, af heeft laten staan en/of
  • die [slachtoffer 4] (onder meer telefonisch) verantwoording af heeft/hebben laten leggen over hoeveel zij reeds had verdiend en/of hoeveel klanten zij reeds had afgewerkt en/of
  • tegen die [slachtoffer 4] ging/gingen schreeuwen als die [slachtoffer 4] niet voldoende geld had verdiend en/of
  • die [slachtoffer 4] controleerde(n) en/of liet(en) controleren, door die [slachtoffer 4] middels camerabeelden in de gaten te (laten) houden en/of door aan een ander (te weten: [slachtoffer 7] ) te vragen of die ander [slachtoffer 4] in de gaten wilde houden en/of
  • die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezegd dat die [slachtoffer 4] de woning in [plek 1] niet mocht verlaten en/of dat zij niet zonder verdachte de straat op mocht gaan en/of
  • (toen [slachtoffer 4] contact kreeg met een man) de simkaart van die [slachtoffer 4] in tweeën heeft/hebben gebroken
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 5] )
  • die [slachtoffer 5] (in [plaats] , Hongarije) heeft/hebben benaderd en/of opgezocht en/of heeft/hebben voorgesteld in Amsterdam in de prostitutie te gaan werken en/of
  • die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij bij haar, verdachte, in huis kon wonen en/of dat zij, verdachte, voor die [slachtoffer 5] een werkkamer op de Amsterdamse Wallen kon regelen en/of
  • die [slachtoffer 5] met haar, verdachtes, auto van Hongarije naar Nederland heeft/hebben over gebracht en/of vervoerd en/of meegenomen (teneinde in Nederland prostitutiewerkzaamheden te verrichten) en/of
  • die [slachtoffer 5] heeft/hebben gehuisvest in een woning in Amsterdam- [plek 3] en/of Amsterdam- [plek 2] en/of
  • voor die [slachtoffer 5] een werkkamer heeft/hebben geregeld en/of laten regelen en/of
  • die [slachtoffer 5] (meermalen) van en/of naar haar werkkamer op de Wallen heeft vervoerd en/of
  • die [slachtoffer 5] (dagelijks) een groot deel van haar verdiensten in de prostitutie (€ 300,- en/of
  • € 330.- en/of € 180,- per dag) aan haar, verdachte, af heeft laten staan en/of van die [slachtoffer 5] heeft/hebben afgepakt en/of
  • tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat er mensen om hen heen waren die hen, indien nodig, bescherming konden geven en/of dat als die [slachtoffer 5] iets verkeerd zou doen, zij dan problemen zou ondervinden en/of
  • tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij zonder haar, verdachte, nooit een werkkamer kon krijgen en/of geen geld kon verdienen, als die [slachtoffer 5] geen geld aan haar, verdachte en/of haar mededader(s) afdroeg en/of
  • (toen die [slachtoffer 5] een relatie kreeg en/of met haar vriend wilde afspreken) tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij een hoer was dat zij, verdachte, die [slachtoffer 5] dood ging maken
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 3] )
  • die [slachtoffer 3] in [plaats] (Hongarije) heeft/hebben benaderd en/of opgezocht en/of die [slachtoffer 3] (wetende dat zij geen geld had en/of dat zij in slechte leefomstandigheden verkeerde) heeft/hebben voorgesteld in Amsterdam in de prostitutie te gaan werken, en/of die [slachtoffer 3] (daarbij) heeft/hebben voorgehouden dat zij in Amsterdam in de prostitutie dagelijks tussen de € 700,- en € 900,- zou kunnen verdienen en/of
  • die [slachtoffer 3] geld heeft/hebben gestuurd voor de reis van [plaats] naar Amsterdam en/of
die [slachtoffer 3] bij aankomst in Amsterdam van het busstation met haar, verdachtes, auto heeft/hebben opgehaald en/of
  • die [slachtoffer 3] heeft/hebben gehuisvest in haar, verdachtes, woning (in [plek 1] ) en/of die [slachtoffer 3] van en naar haar werkkamer op de Wallen hebben vervoerd en/of
  • voor die [slachtoffer 3] een werkkamer op de Wallen heeft/hebben geregeld en/of heeft/hebben laten regelen en/of lingerie voor die [slachtoffer 3] heeft/hebben gekocht en/of
  • (dagelijks) de helft van de verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3] afpakte(n) en/of die [slachtoffer 3] de helft van die verdiensten aan haar, verdachte, af heeft laten
staan en/of die [slachtoffer 3] daarbovenop € 30.- à € 40.- per dag voor onder meer eten heeft/hebben laten betalen
en/of
(ten aanzien van [slachtoffer 6] )
  • die [slachtoffer 6] (telefonisch) heeft/hebben benaderd en/of tegen die [slachtoffer 6] heeft/hebben gezegd dat zij, verdachte, zich eenzaam voelde in Amsterdam en/of een vriendin zocht en/of die [slachtoffer 6] heeft/hebben gevraagd mee te gaan naar Nederland, teneinde in Nederland in de prostitutie te gaan werken en/of
  • die [slachtoffer 6] heeft/hebben overgebracht en/of vervoerd en/of meegenomen naar Nederland (teneinde in de prostitutie te gaan werken) en/of
  • (onderweg naar Nederland) tegen die [slachtoffer 6] heeft/hebben gezegd dat zij wekelijks een bedrag van € 700,- van haar verdiensten uit de prostitutie aan haar, verdachte en/of haar mededader(s), moest geven en/of
  • die [slachtoffer 6] heeft/hebben gehuisvest in een woning in Amsterdam- [plek 4] en/of Amsterdam- [plek 3] en/of
  • die [slachtoffer 6] heeft/hebben gezegd dat zij (wekelijks) een bedrag van € 700,- en/of € 500,- en/of € 300,- (totaal ongeveer € 8.600,-) van haar verdiensten uit de prostitutie aan haar, verdachte, af moest staan en/of (een gedeelte van) de verdiensten van die [slachtoffer 6] heeft/hebben afgepakt en/of
  • voor die [slachtoffer 6] een werkkamer heeft/hebben geregeld en/of laten regelen en/of
  • (nadat die [slachtoffer 6] en/of haar “vriend” te kennen had(den) gegeven geen geld meer aan haar, verdachte, af te willen dragen) die [slachtoffer 6] (terwijl die [slachtoffer 6] bij haar, verdachte en/of een ander (te weten: [medeverdachte 2] ) in de auto zat) per telefoon met één van haar, verdachtes, mededaders (te weten: [medeverdachte 1] ) heeft/hebben laten spreken en daarbij die [slachtoffer 6] dreigend heeft/hebben toegesproken en/of heeft/hebben laten toespreken
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] )
  • (wetende dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar Nederland kwam(en) om in de prostitutie te werken en/of alleen Hongaars spraken en/of de weg in Amsterdam niet kende(n)) een werkkamer voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op de Amsterdamse Wallen heeft/hebben geregeld en/of laten regelen en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gehuisvest in een woning in Amsterdam- [plek 1] en/of Amsterdam- [plek 2] en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (meermalen) van en/of naar haar/hun werkkamer op de Wallen heeft/hebben vervoerd (teneinde daar prostitutiewerkzaamheden te verrichten) en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (een deel van en/of de helft van) haar/hun verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte, en/of een of meer van haar mededader(s) heeft/hebben laten afstaan en/of die verdiensten van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben afgepakt en/of
  • tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat zij haar/hun werkkamer kwijt zou(den) raken als zij geen geld aan haar, verdachte, afdroeg(en).
(Artikel 273f onder 1, 3, 4, 6 en 9 jo. 47 Sr)
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 3 november 2009, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een andere en/of anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft zij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer geldbedrag(en) en/of een of meer betalingen en/of ontvangsten uit prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of van één of meer andere vrouw(en) verworven en/of voorhanden gehad, terwijl zij, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven.
(Artikel 420bis/420ter Wetboek van Strafrecht)
=========================================================================
[…]