ECLI:NL:GHAMS:2022:520

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
23-001669-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van terminologie en rekening houdend met artikel 63 Sr

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 1 juni 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder uitgesproken vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 december 2021 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die dezelfde straf als in eerste aanleg had gevorderd. Het hof heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de overwegingen en beslissingen van de eerste rechter niet anders zijn dan die van het hof.

Het hof heeft het vonnis bevestigd, maar met de aanpassing dat rekening wordt gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel betreft de mogelijkheid om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheden van de verdachte. Tevens heeft het hof het woord 'opzet' vervangen door 'oogmerk' in de bewijsmotivering. De toevoeging van beveiligingsbeelden aan het dossier heeft geen invloed gehad op de bevestiging van het vonnis, aangezien het hof tot dezelfde bewijsmotivering en bewezenverklaring is gekomen als de eerste rechter.

De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001669-21
datum uitspraak: 13 januari 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer
13-134582-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2000,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

De behandeling van de zaak heeft het hof niet gebracht tot andere overwegingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, zodat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met dien verstande dat het hof rekening houdt met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, met welk artikel het hof de toepasselijke wettelijke voorschriften aanvult. De omstandigheid dat in hoger beroep beveiligingsbeelden zijn bekeken – en aan het dossier zijn toegevoegd – staat aan een bevestiging als voornoemd niet in de weg, nu het hof – met vervanging van het woord ‘opzet’ door ‘oogmerk’ (aantekening mondeling vonnis, laatste regel pagina 7) – tot dezelfde bewijsmotivering en bewezenverklaring komt als de eerste rechter.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. D. Radder, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 januari 2022.