ECLI:NL:GHAMS:2022:518

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
23-002843-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na niet wettig en overtuigend bewijs van mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van mishandeling, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend is bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken omdat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat hij op de betreffende avond in de woning van de aangeefster was. Het hof heeft deze vrijspraak bevestigd en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank.

De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 juni 2019, waarbij de verdachte de aangeefster zou hebben mishandeld. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan van de aangeefster en het trekken aan haar haren. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij had zich in eerste aanleg gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 5.257,93, maar deze werd in hoger beroep niet toegewezen. Het hof heeft bepaald dat de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening komen.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de gevolgen van een vrijspraak in hoger beroep. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002843-20
datum uitspraak: 13 januari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-183731-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde - aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 28 juni 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde] eenmaal of meermalen (met de vlakke hand) in/op/tegen het gezicht te slaan en/of bij de haren vast te pakken en/of aan de haren (over de vloer naar de slaapkamer) te trekken en/of sleuren (ten gevolge waarvan voornoemde [benadeelde] plukjes losse haren uit haar haar kon halen) en/of (daarbij) heeft geroepen: "Vond jij mij een homo? Ik zal je eens laten zien dat ik geen homo ben".

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing omtrent de bewijsvraag komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd omdat niet met de voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte die avond in de woning van de aangeefster is geweest.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.257,93, bestaande uit € 257,93 ter zake materiële schade en € 5.000,00 ter zake immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.007,93, bestaande uit
€ 257,93 ter zake materiële schade en € 750,00 ter zake immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd tot het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Namens de benadeelde partij is ter terechtzitting de vordering ter zake immateriële schade verlaagd tot een bedrag van € 750,00.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom niet in haar vordering worden ontvangen en zal om die reden niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. D. Radder en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 januari 2022.