ECLI:NL:GHAMS:2022:509

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
23-002316-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen voorhanden hebben van wapens en munitie en diefstal in vereniging van fietsen uit een bedrijfspand

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2019. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van wapens en munitie, alsook van diefstal in vereniging van fietsen uit een bedrijfspand. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur en een revolver, evenals munitie van verschillende categorieën. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij samen met anderen fietsen had gestolen, waaronder meerdere Urban Arrow bakfietsen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 februari 2022 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder was vervolgd voor heling van een bakfiets, maar daarvan was vrijgesproken. Dit leidde tot de conclusie dat de vervolging voor de Urban Arrow bakfietsen niet ontvankelijk was. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van wapens en munitie, en aan diefstal door twee of meer verenigde personen.

De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed had op de strafmaat. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 17 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten, vooral gezien de betrokkenheid bij een criminele wapendeal en de diefstal van waardevolle fietsen, en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002316-19
datum uitspraak: 17 februari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-665482-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, te weten:
- een pistool mitrailleur (merk: IMI (Israël), model: Micro Uzi, kaliber: 9mm x 19 (synoniem voor 9mm para)), en/of
een wapen van categorie III, te weten:
- een revolver (merk: BBM, model: Olympic 6, kaliber: 6mm Flober Platz (omgebouwd naar .22 Long Rifle)) en/of
munitie van categorie III, te weten:
- twaalf, althans een of meer patronen (kaliber: 9mm x19 (synoniem voor 9mm para), soort; rondneus) en/of
- drie, althans een of meer patronen (kaliber .22 Long Rifle, soort: lood) en/of
munitie van categorie II, te weten:
- 48, althans een of meer patronen (kaliber: .380 Auto (synoniem voor 9mm kort), soort Hollowpoint), voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen: - een (bak)fiets (merk/type : Urban Arrow Family, kleur zwart, framenummer [nummer 1]) en/of
- een (bak)fiets (merk/type : Urban Arrow Cargo, kleur wit, framenummer [nummer 2]) en/of
- een (bak)fiets (merk/type : Urban Arrow Cargo, kleur zwart, framenummer [nummer 3]) en/of
- een (bak)fiets (merk/type : Urban Arrow Family, kleur wit, framenummer [nummer 4]) en/of
- een (elektrische) herenfiets (merk Dutch ID, framenummer onbekend) en/of
- een elektrisch fietsje (kenmerk klein voorwiel, merk onbekend, framenummer onbekend, prototype) en/of
- een herenfiets (merk Van Moof),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan fietsenwinkel Urban Arrow, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders die/dat weg te nemen fietsen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel braak en/of van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 2

De verdachte wordt vervolgd voor het medeplegen van diefstal (met braak) van onder andere diverse Urban Arrow bakfietsen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte, voorafgaand aan de onderhavige strafvervolging, eerder ter zake van heling van ‘een bakfiets, merk Urban Arrow (proces-verbaalnummer 2015131647)’ is vervolgd en daarvan is vrijgesproken bij inmiddels onherroepelijk vonnis van 12 juli 2018 (l 3-702324-15). Deze fiets is niet nader aangeduid of gespecificeerd. Uit het dossier in de onderhavige strafzaak volgt dat het proces-verbaal van aangifte namens Urban Arrow nummer 2015131647 betreft, waarin meerdere bakfietsen van het merk Urban Arrow worden vermeld. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat de verdachte al eerder is vervolgd voor één van de in de tenlastelegging genoemde Urban Arrow bakfietsen. Het hof is, nu nader onderscheid niet mogelijk is, daarom van oordeel dat de vervolging die heeft geleid tot het vonnis van 12 juli 2018, op grond van het bepaalde in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht in de weg staat aan de onderhavige strafvervolging voor zover het de Urban Arrow bakfietsen betreft. Het hof zal het Openbaar Ministerie in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in de strafvervolging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
een wapen van categorie II, te weten:
- een pistool mitrailleur (merk: IMI (Israël), model: Micro Uzi, kaliber: 9mm x 19 (synoniem voor 9mm para)), en
een wapen van categorie III, te weten:
- een revolver (merk: BBM, model: Olympic 6, kaliber: 6mm Flober Platz (omgebouwd naar .22 Long Rifle)) en
munitie van categorie III, te weten:
- twaalf patronen (kaliber: 9mm x19 (synoniem voor 9mm para), soort; rondneus) en
- drie patronen (kaliber .22 Long Rifle, soort: lood) en
munitie van categorie II, te weten:
- 48 patronen (kaliber: .380 Auto (synoniem voor 9mm kort), soort Hollowpoint),
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een (elektrische) herenfiets (merk Dutch ID, framenummer onbekend) en
- een elektrisch fietsje (kenmerk klein voorwiel, merk onbekend, framenummer onbekend, prototype) en
- een herenfiets (merk Van Moof),
toebehorende aan fietsenwinkel Urban Arrow.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeventien maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeventien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering.
De raadsman heeft verzocht de maximale taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geformuleerd door de reclassering. Daartoe heeft hij – samengevat – aangevoerd dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven, dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is, dat de redelijke termijn is overschreden, dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dat de verdachte sinds deze zaak niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met een ander op de openbare weg meerdere vuurwapens, bijpassende munitie en zogenoemde ‘hollowpoint’ patronen voorhanden gehad. Zij hebben geprobeerd één van de wapens, een pistoolmitrailleur, te verkopen. De verdachte heeft een grote rol gehad bij het tot stand komen van de (beoogde) verkoop die uiteindelijk vroeg in de avond op een publieke plek zou worden afgerond. Blijkbaar is de overdracht niet conform de gemaakte afspraken verlopen; de koper is er met het nog niet betaalde wapen vandoor gegaan, waarna meermaals op hem is geschoten. Een nietsvermoedende fietser is daarbij in de vuurlinie terecht gekomen. Dat er geen slachtoffers zijn gevallen is meer geluk dan wijsheid en is niet aan de verdachte en zijn mededader te danken.
Het gebeurde is volstrekt onaanvaardbaar met het oog op de veiligheid van personen, heeft de maatschappij geschokt en gevoelens van onveiligheid aangewakkerd. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij betrokken was bij een beoogde criminele wapendeal van een zeer gevaarlijk automatisch vuurwapen als een pistoolmitrailleur. De verdachte moet zich er bewust van zijn geweest dat de beoogde koper het wapen naar alle waarschijnlijkheid zou gaan gebruiken bij criminele activiteiten, met alle gevolgen van dien.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van meerdere, zeer waardevolle elektrische fietsen uit een bedrijfspand. Dit is een ernstig feit, dat niet alleen overlast en materiële schade voor het gedupeerde bedrijf heeft veroorzaakt, maar ook aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving kan bijdragen. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van een ander. Hij heeft zich niet bekommerd om de gevolgen hiervan voor anderen. Dit neemt het hof de verdachte kwalijk.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die zijn weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In het bijzonder merkt het hof op dat als oriëntatiepunt voor het bezit van een automatisch vuurwapen, door een
first offender,een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden wordt genoemd. Hierbij past de kanttekening dat ten tijde van het vonnis de LOVS-oriëntatiepunten hiervoor nog als uitgangspunt hanteerden een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Persoon van de verdachte
Het hof heeft onder meer kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 13 juli 2021, opgemaakt door GZ-psycholoog [naam]. Hieruit volgt voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Bij de verdachte is sprake van een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in cannabisgebruik en een stoornis in alcoholgebruik. Dit was tevens het geval ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en dit beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. De verdachte leidde voor de hem tenlastegelegde feiten al jaren een gemarginaliseerd, eenzaam en teruggetrokken bestaan. Door zijn wietverslaving kwam hij in contact met mensen die zich bezighielden met criminele zaken. Deze mensen kwamen ook bij hem thuis, maakten een praatje en dronken wat met hem. De verdachte had op deze manier toch iets van een sociaal netwerk. Het belang hiervan voor hem bleek wel uit het feit dat hij deze contacten aanhield ondanks dat zij misbruik van hem maakten en hem weleens bedreigden en hij zelfs soms niet in zijn eigen huis kon verblijven. Ondanks dat zijn keuzes hierin deels als opportunistisch en naïef kunnen worden beoordeeld (waarbij de naïviteit lijkt voort te komen uit de emotionele onrijpheid bij de verdachte) is de psycholoog van mening dat de eerder beschreven kenmerken van de vermijdende persoonlijkheidsstoornis en de al langer bestaande daaruit voortvloeiende lijdensdruk (tevens) invloed hebben gehad op zijn keuzes en gedrag ten tijde van het onder 1 tenlastegelegde feit. Omdat er een verband wordt gezien tussen de vermijdende persoonlijkheidsstoornis en het onder 1 tenlastegelegde feit, wordt geadviseerd het onder 1 tenlastegelegde feit hem in verminderde mate toe te rekenen.
De conclusie van de deskundige wordt gedragen door haar bevindingen en het hof maakt deze tot de zijne. Het hof rekent de verdachte het onder 1 bewezenverklaarde feit in verminderde mate toe en zal hier in strafverminderende zin rekening mee houden bij het bepalen van de straf.
Verder heeft het hof kennisgenomen van het Reclasseringsadvies van Inforsa van 22 september 2021. De reclassering heeft acht geslagen op bovengenoemd Pro Justitia rapport en heeft in het kader van de strafoplegging geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden – kort gezegd – een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en het meewerken aan dagbesteding.
Redelijke termijn
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende.
Ten aanzien van feit 2 is de verdachte op 2 juli 2015 in verzekering gesteld en aanzien van feit 1 is de verdachte op 26 september 2018 in verzekering gesteld. De rechtbank heeft op 12 juni 2019 vonnis gewezen. Op 13 juni 2019 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van
17 februari 2022 einduitspraak.
Hieruit volgt allereerst dat ten aanzien van feit 2 in eerste aanleg sprake is geweest van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Naar vaste rechtspraak dient overschrijding van de redelijke termijn tot strafvermindering te leiden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Het hof is van oordeel dat er ten aanzien van feit 2 in eerste aanleg sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat het zo lang heeft geduurd voordat de verdachte voor feit 2 is berecht is niet aan het Openbaar Ministerie of de rechtspraak te wijten. Er is destijds onderzoek gedaan naar de inbraak en bij gebrek aan bewijs voor de diefstal heeft het Openbaar Ministerie die vervolging geseponeerd. Het DNA van de verdachte is pas in oktober 2018 in de databank opgenomen waarna op 22 oktober 2018 een rapport is opgemaakt van de match van het DNA van de verdachte met het DNA gevonden bij de diefstal. De zaak van de verdachte is aldus niet onnodig lang blijven liggen. Gezien het voorgaande zal het hof ten aanzien van deze overschrijding volstaan met de constatering hiervan.
Daarnaast is er ten aanzien van beide feiten in hoger beroep sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer 8 maanden. Het hof zal deze overschrijding in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting door bij de bepaling van de op te leggen straf uit te gaan van de vorige LOVS-oriëntatiepunten met betrekking tot het bezit van een automatisch vuurwapen: 9 maanden in plaats van 12 maanden.
Conclusie
In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding te volstaan met een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De ernst van het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daar komt bij dat de beoogde wapendeal op een openbare plaats en in de nabijheid van publiek plaatsvond en er daadwerkelijk naar aanleiding van die – mislukte – transactie is geschoten. De bescherming van de maatschappij en het voorkomen van slachtoffers van geweld door vuurwapens wegen naar het oordeel van het hof zo zwaar dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur.
Het hof zal een gedeelte van die straf in voorwaardelijke vorm opleggen. Daarmee wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten door enerzijds het voorwaardelijke deel als stok achter de deur in te zetten en anderzijds aan dat deel bijzondere voorwaarden te verbinden, die de verdachte kunnen helpen een delictvrij bestaan te gaan leiden. Het hof acht in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep zal het hof deze gevangenisstraf matigen tot zeventien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Daaraan zal het hof de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door Reclassering Inforsa. Het hof komt aldus tot een iets zwaardere straf dan door de advocaat-generaal is gevorderd. In de door de advocaat-generaal geformuleerde vordering komt naar het oordeel van het hof de ernst van de feiten in onvoldoende mate tot uitdrukking, ook als wordt bedacht dat de verdachte zijn gedragingen ten aanzien van feit 1, zoals vermeld, niet volledig kunnen worden toegerekend.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 tenlastegelegde ten aanzien van de Urban Arrow bakfietsen niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij de Reclassering Inforsa op het adres [adres 2]. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de verdachte laat zich behandelen door de Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij overmatig middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor de detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de verdachte zich op nemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- de verdachte dient zich actief in te zetten bij het vinden en behouden van zinvolle betaalde dagbesteding, ook wanneer deze dagbesteding bestaat uit het verrichten van onbetaalde werkzaamheden bij [instelling] of een soortgelijke instelling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. J. Piena en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van
mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 februari 2022.
mr. J.J.J. Schols is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]