ECLI:NL:GHAMS:2022:48

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
000916-21 (530 Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vergoeding voor gemaakte kosten in rekestenprocedure op basis van artikel 530 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift, ingediend op 5 oktober 2021, betreft de toekenning van een vergoeding voor gemaakte kosten in verband met rechtsbijstand. De advocaat-generaal heeft op 4 november 2021 zijn standpunt kenbaar gemaakt, en op 14 december 2021 heeft het hof de advocaat-generaal gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De verzoeker en zijn advocaat waren echter niet aanwezig.

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding van € 1.896,01 voor kosten gemaakt in de beklagzaak en € 340,00 voor kosten in de verzoekschriftprocedure. Het hof heeft vastgesteld dat de zaak, waarin de verzoeker beklaagde was, op 28 september 2021 is afgewezen zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft vervolgens beoordeeld of er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van de verzochte schadevergoeding.

Het hof concludeert dat er gronden van billijkheid zijn voor de toekenning van een vergoeding van € 1.896,01 voor de kosten van rechtsbijstand in de beklagzaak en € 340,00 voor de verzoekschriftprocedure. De totale vergoeding van € 2.236,01 is toegewezen aan de verzoeker, en het hof heeft bevolen tot onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer: 000916-21 (530 Sv)
Rekestnummer 12 Sv: K20/230389
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats],
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. E.A.M. Mannheims,
Keizersgracht 332, 1016 EZ Amsterdam.

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 5 oktober 2021 ingekomen.
Op 4 november 2021 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld rekestnummer en heeft op 14 december 2021 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De verzoeker en zijn advocaat zijn niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de beklagzaak met voormeld rekestnummer ten bedrage van € 1.896,01;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij beschikking van dit hof van 28 september 2021 is het beklag ex artikel 12 Sv, waarin de verzoeker beklaagde was, afgewezen. De zaak is daarmee geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ad a
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de beklagzaak tot een bedrag van € 1.896,01.
Ad b
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 340,00.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan de verzoeker een vergoeding toe van € 2.236,01 (tweeduizend tweehonderdzesendertig euro en één cent).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. F.A. Hartsuiker, J.J.I. de Jong en V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 11 januari 2022.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 2.236,01 (tweeduizend tweehonderdzesendertig euro en één cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. de Roos & Pen Advocaten o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 11 januari 2022,
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter