ECLI:NL:GHAMS:2022:47
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding in rekestenprocedure op basis van artikelen 530 en 533 Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een rekestenprocedure, waarbij verzoeker een schadevergoeding heeft aangevraagd op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift is op 6 september 2021 ingekomen, waarna de advocaat-generaal op 23 september 2021 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 14 december 2021 zijn de verzoeker en zijn advocaat niet verschenen. De verzoeker heeft schadevergoeding gevraagd voor kosten die hij heeft gemaakt in verband met rechtsbijstand en schade die hij heeft geleden door de ondergane verzekering in de strafzaak. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker op 25 mei 2018 in verzekering is gesteld en op 28 mei 2018 weer in vrijheid is gesteld. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een schadevergoeding van € 520,00 voor de ondergane verzekering en € 9.891,75 voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak. Daarnaast werd een vergoeding van € 340,00 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure. De totale schadevergoeding die aan de verzoeker is toegekend bedraagt € 10.751,75. Het hof heeft het anders of meer verzochte afgewezen en de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker bevolen.