ECLI:NL:GHAMS:2022:44
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding in rekestenprocedure op basis van artikelen 530 en 533 Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een rekestenprocedure, waarbij verzoeker een schadevergoeding heeft aangevraagd op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift is op 18 augustus 2021 ingekomen, waarna de advocaat-generaal op 12 oktober 2021 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer op 14 december 2021 waren de verzoeker en zijn advocaat niet aanwezig.
Verzoeker heeft schadevergoeding gevraagd voor de schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van zijn voorlopige hechtenis en de kosten van rechtsbijstand. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker op 10 november 2020 in verzekering is gesteld en op 12 november 2020 in voorlopige hechtenis is genomen, waarna hij op 26 november 2020 weer in vrijheid is gesteld. Het hof heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van een schadevergoeding van € 1.760,00 voor de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, en € 340,00 voor de kosten van rechtsbijstand.
De beslissing van het hof houdt in dat verzoeker in totaal een vergoeding van € 2.100,00 wordt toegekend, waarvan € 1.760,00 voor de schade door voorlopige hechtenis en € 340,00 voor rechtsbijstand. Het hof heeft het anders of meer verzochte afgewezen en de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker bevolen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.