In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 6 februari 2018. De verdachte, geboren in 1976, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, voor de diefstal van een vrachtauto met kraan. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf, die werd gematigd tot 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De verdachte en zijn medeverdachten hadden de diefstal planmatig voorbereid en uitgevoerd, met als doel de waarde van het voertuig te innen door het te demonteren. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en zich sinds het onderzoek niet meer aan strafbare feiten had schuldig gemaakt. De totale procedure heeft meer dan zes jaar geduurd, wat resulteerde in een overschrijding van de redelijke termijn van bijna twee jaren en drie maanden. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de beslissing genomen om de taakstraf te matigen.