In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 6 februari 2018. De verdachte, geboren in 1955, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, voor het stelen van een vrachtauto met kraan. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde taakstraf aangepast naar 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis, vanwege overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de diefstal op geraffineerde wijze hebben voorbereid en uitgevoerd, met als doel financieel gewin. De schade voor de eigenaar van de vrachtauto was aanzienlijk, niet alleen door de directe schade, maar ook door de overlast die de diefstal veroorzaakte. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange tijd die verstreken is sinds het feit. De beslissing om de taakstraf te matigen is genomen in het licht van de overschrijding van de redelijke termijn, die in totaal zes jaren en drie maanden heeft geduurd. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht, en heeft de beslissing om de taakstraf te verlagen uitvoerig gemotiveerd.