In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vals Pools rijbewijs. Het hof oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het rijbewijs vals was, gezien de omstandigheden waaronder hij het had verkregen. De verdachte had het rijbewijs ingewisseld in Rusland via een niet-officiële tussenpersoon, wat ongebruikelijk was en aanleiding gaf tot twijfel over de authenticiteit van het document. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter, die de verdachte in eerste aanleg had ontslagen van alle rechtsvervolging, en legde een taakstraf van 120 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof overwoog dat het gebruik van valse documenten het vertrouwen in officiële documenten ondermijnt en dat de verdachte geen eerdere strafrechtelijke veroordelingen had. De redelijke termijn voor berechting was overschreden, maar het hof besloot hier geen gevolgen aan te verbinden. Het hof verklaarde het primair tenlastegelegde bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. Het hof beval de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vals Pools rijbewijs.