ECLI:NL:GHAMS:2022:422

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
23-001152-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vals Pools rijbewijs en gebruik van vervalst identiteitsbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vals Pools rijbewijs. Het hof oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het rijbewijs vals was, gezien de omstandigheden waaronder hij het had verkregen. De verdachte had het rijbewijs ingewisseld in Rusland via een niet-officiële tussenpersoon, wat ongebruikelijk was en aanleiding gaf tot twijfel over de authenticiteit van het document. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter, die de verdachte in eerste aanleg had ontslagen van alle rechtsvervolging, en legde een taakstraf van 120 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof overwoog dat het gebruik van valse documenten het vertrouwen in officiële documenten ondermijnt en dat de verdachte geen eerdere strafrechtelijke veroordelingen had. De redelijke termijn voor berechting was overschreden, maar het hof besloot hier geen gevolgen aan te verbinden. Het hof verklaarde het primair tenlastegelegde bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. Het hof beval de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vals Pools rijbewijs.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001152-21
datum uitspraak: 16 februari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 11 november 2019 in de strafzaak onder parketnummer 05-156566-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Procesgang

Bij beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 maart 2021 is de zaak op grond van artikel 46b van de Wet op de rechtelijke organisatie verwezen naar het gerechtshof Amsterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 2 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 7 maart 2019 te Apeldoorn, althans in Nederland, een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Pools rijbewijs op naam van verdachte, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, althans opzettelijk gebruik van heeft gemaakt;
subsidiair:
hij op of omstreeks 7 maart 2019 te Apeldoorn, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een Pools rijbewijs als ware het echt en onvervalst, door voornoemd Pools rijbewijs in te dienen ter omwisseling voor een Nederlands rijbewijs.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt
dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gesteld dat het - na wijziging - primair tenlastegelegde feit kan worden bewezen. Artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is een specialis van artikel 225 Sr. Een rijbewijs is een officieel document dat niet inwisselbaar is bij een bedrijf, maar enkel bij officiële instanties. De verdachte heeft dat niet gedaan en daarmee is opzet gegeven. Daarnaast is gelet op de uiterlijke kenmerken het rijbewijs duidelijk vals.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
De verdachte wist niet en kon niet redelijkerwijs vermoeden dat het rijbewijs vals of vervalst was.
Het hof is op basis van de navolgende omstandigheden van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het rijbewijs vals is. Blijkens de verklaring van de verdachte heeft hij in Rusland, na betaling van dollars aan een tussenpersoon van het bedrijf waar hij werkte - derhalve een niet officiële tussenpersoon - zijn Russische rijbewijs ingewisseld voor een rijbewijs van Polen (een EU-lidstaat), een land waar hij woonde noch werkte. Deze gang van zaken waarbij het gaat om het verwerven van een officieel reis- en identiteitsbewijs, is dermate ongebruikelijk dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het rijbewijs vals was.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 7 maart 2019 te Apeldoorn, een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Pools rijbewijs op naam van verdachte, waarvan hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat dit vals was, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals is.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte in eerste aanleg ontslagen van alle rechtsvervolging.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het - na wijziging - primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een vals Pools rijbewijs voorhanden gehad. Door zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen geschonden dat in de juistheid en authenticiteit van officiële documenten – met name indien deze van overheidswege zijn verstrekt – moet kunnen worden gesteld. Gebruikmaking van valse of vervalste documenten kan leiden tot aanzienlijke schade.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 januari 2022 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
In artikel 6, eerste lid Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht.
In deze procedure is de op redelijkheid te beoordelen termijn aangevangen op 2 oktober 2019, het moment van de betekening van de dagvaarding in eerste aanleg. Het vonnis waarvan beroep werd uitgesproken op 11 november 2019. Op 21 november 2019 is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak op 10 maart 2021 naar dit hof verwezen vanwege een omstandigheid die binnen de risicosfeer van de verdachte ligt. Het hof wijst op 16 februari 2022 arrest. Daarmee is de redelijke termijn bij de behandeling in hoger beroep met bijna drie maanden overschreden. De procedure als geheel heeft ruim twee jaren en vier maanden geduurd. Gelet op de geringe overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat deze deels binnen de risicosfeer van de verdachte ligt, ziet het hof geen aanleiding hieraan gevolgen te verbinden en volstaat het met de constatering van de overschrijding.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het primair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen
in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Dit voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c en 231 van het
Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- vals Pools rijbewijs (rijbewijsnummer: [nummer]).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. P. Greve en mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 februari 2022.
Mrs. M.A.H. van Dalen-van Bekkum en B. van Vliet zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]