In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op twee verschillende data, namelijk 20 mei 2020 en 21 augustus 2020. De verdachte heeft tijdens de zittingen aangevoerd dat hij nooit op de hoogte is gesteld van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en dat hij een nieuw rijbewijs had ontvangen dat volgens hem geldig was. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring, gebaseerd op ambtseed opgemaakte processen-verbaal en een gespreksnotitie van een medewerker van het CBR. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De vorderingen van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen zijn afgewezen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen bij het bepalen van de straf.