ECLI:NL:GHAMS:2022:3922
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep bijstandsfraude na onvoldoende bewijs van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor bijstandsfraude, waarbij hem werd verweten dat hij samenwoonde met een medeverdachte en opzettelijk gegevens had nagelaten aan de gemeente Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 december 2022 is het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder verklaringen van buurtbewoners en observaties van de sociale recherche. Het hof oordeelde dat het bewijs onvoldoende was om te concluderen dat de verdachte en de medeverdachte een gezamenlijke huishouding voerden. De verklaringen van de buurtbewoners waren niet doorslaggevend, en de doorzoeking van de woning had weinig belastend bewijs opgeleverd. Het hof concludeerde dat er niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had begaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 22 december 2022.