ECLI:NL:GHAMS:2022:3889

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
23-001942-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van opgelegde straf in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1967, was eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit en had zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten in zijn woning, waarbij hij ook elektriciteit had gestolen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal had gevorderd dat dit vonnis zou worden bevestigd, terwijl de raadsman pleitte voor een lichtere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de opgelegde straf aangepast. Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft het hof besloten om de gevangenisstraf te verlagen naar tien weken, waarvan acht weken voorwaardelijk. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van negentig uren. Het hof heeft ook rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een mildere strafmaat. De beslissing is genomen op basis van de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001942-19
datum uitspraak: 11 januari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer
15-054672-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de het vonnis van de politierechter wordt bevestigd.
De raadsman heeft verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en geen (lange) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verzocht is primair een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van het voorarrest en subsidiair voor de duur van één week, met – zowel primair als subsidiair – oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf en/of een geldboete.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten in zijn woning. De verdachte heeft daarbij kennelijk gehandeld uit financieel gewin. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden vaak tot verschillende vormen van criminaliteit. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. De verdachte heeft op illegale wijze stroom afgetapt, zonder dat dit werd geregistreerd en zonder dat hiervoor door de verdachte werd betaald, waardoor het energiebedrijf schade heeft geleden.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 december 2021 is de verdachte eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk tot een taakstraf veroordeeld. Deze veroordeling is uitgesproken op
16 juni 2017 en dus binnen vijf jaren voorafgaand aan het onderhavige feit. De verdachte heeft die taakstraf verricht. Gelet daarop is artikel 22b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht (het zogeheten taakstrafverbod) van toepassing.
Gelet op de straffen die ter zake van soortgelijke vergrijpen worden uitgesproken, kan niet worden volstaan met een andere of lagere straf dan de hieronder vermelde combinatie van straffen. Daaruit spreekt dat de oplegging van een onvoorwaardelijke straf voor de duur van maximaal één week, zoals door de raadsman is geopperd, hier naar het oordeel van het hof niet passend is. Het hof acht de oplegging van navermelde vrijheidsstraf passend en geboden.
Het hof constateert voorts dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van bijna acht maanden. Het hof zal hier ten gunste van de verdachte rekening mee houden bij de straftoemeting, in die zin dat het hof, in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf weken waarvan acht weken voorwaardelijk, een gevangenisstraf voor de duur van tien weken waarvan acht weken voorwaardelijk zal opleggen. Daarnaast zal de verdachte worden veroordeeld tot een taakstraf van na te melden duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 januari 2022.
Mrs. Koolen-Zwijnenburg en Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]