ECLI:NL:GHAMS:2022:3818

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
23-000894-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld en oplichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1999, was betrokken bij twee strafzaken: diefstal met geweld in vereniging en oplichting. De eerste zaak betreft een straatroof op 27 januari 2018 te Den Helder, waarbij de verdachte samen met anderen een iPhone X heeft gestolen van een pakketbezorger, [slachtoffer01]. De diefstal ging gepaard met geweld, waarbij het slachtoffer werd getrapt en geslagen. De tweede zaak betreft oplichting van [slachtoffer02] in de periode van 29 tot 30 april 2020, waarbij de verdachte zich voordeed als politieagent en het slachtoffer onder druk zette om een geldbedrag van € 1.552,23 te betalen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [slachtoffer01] en [slachtoffer02]. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000894-21
Datum uitspraak: 16 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 april 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-262823-19 en 15-256154-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [adres01] ) op [geboortedatum01] 1999,
adres: [adres02] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
In de zaak met parketnummer 15-262823-19:
hij op of omstreeks 27 januari 2018 te Den Helder tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Iphone (type X), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf01] B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer01] tegen zijn (linker)schouder, althans tegen het lichaam te trappen en/of (vervolgens) die [slachtoffer01] ten val komt en/of meerdere malen (met kracht en/of geschoeide voeten) tegen het hoofd en/of (linker)been en/of buik en/of armen, althans tegen het lichaam te trappen;
In de zaak met parketnummer 15-256154-20 (gevoegd):
hij in of omstreeks de periode 29 april 2020 tot en met 30 april 2020 te Alkmaar, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer02] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag (van in het totaal 1552,23 euro) door - zich voor te doen als medewerker van de politie en/of - vanuit die positie via whatsapp berichten te sturen naar die [slachtoffer02] en/of - (onder andere) tegen die [slachtoffer02] te zeggen dat hij zal worden aangehouden door de politie in verband met fraude tenzij hij een geldbedrag betaalt en/of dat de politie de zaak tegen die [slachtoffer02] zal vernietigen wanneer dat geldbedrag betaald is;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere kwalificatie van het feit met parketnummer 15-256154-20 en de strafoplegging.

Feit 1 / 15-262823-19 (diefstal met geweld in vereniging)

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft een bewezenverklaring van het ten laste gelegde gevorderd. Er is voldoende bewijs aanwezig in het dossier waarmee de conclusie gerechtvaardigd is dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte één van de personen is geweest die de diefstal met geweld met anderen heeft gepleegd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de medeverdachte [medeverdachte01] ( [medeverdachte01] ) [medeverdachte01] is vrijgesproken van het hetzelfde feit, terwijl het telefoonnummer, dat aan [medeverdachte01] wordt gekoppeld, is gebruikt bij de bestelling van de iPhone X. Dat er een DNA-match is met de verdachte met DNA-materiaal op het groene balletje zegt niets, nu de verdachte heeft verklaard dat hij vaker met dit balletje speelde. De signalementen die aangever heeft gegeven, zijn te algemeen van aard. De verdachte heeft bovendien een kenmerkende gefixeerde linkerarm waarover de aangever niet heeft verklaard. Tot slot is aangevoerd dat de verdachte kort voor het incident op camerabeelden, van wijkcentrum [wijkcentrum], is gezien en dat hij gelet op het tijdsverloop niet op de plaats delict kan zijn geweest.
Oordeel van het hof
Op 24 januari 2018 is een iPhone X besteld op naam van [naam01] met als afleveradres [adres03] Bij de bestelling is een identiteitskaart met nummer [nummer01] opgegeven. Deze kaart behoort aan [naam01] toe. Het was de verdachte bekend dat de vrouw die op het adres [adres03] woonde (op 7 januari 2018) was overleden.
Voornoemde [naam01] heeft als getuige verklaard een relatie te hebben gehad met de verdachte en dat zijn bijnaam [bijnaam01] is. Zij heeft tevens verklaard dat zij voornoemde bestelling niet heeft geplaatst. Door haar is op 6 augustus 2017 aangifte gedaan van afpersing. Toen heeft zij verklaard dat de verdachte haar bankpas en ID kaart had weggenomen. In getapte gesprekken van [naam01] na de aanhoudingen van de verdachte en [medeverdachte01] zegt zij dat het hun eigen schuld is (dat ze zijn aangehouden). Ze gingen op haar naam die telefoon bestellen en beroven, aldus [naam01] . In een ander gesprek zegt zij dat alleen “zij twee” haar ID hebben.
Het telefoonnummer dat is opgegeven bij de bestelling is via [adres03] te koppelen aan [medeverdachte01] , de (half)broer van de verdachte. De verdachte verbleef ten tijde van het incident op [adres04] . [medeverdachte01] was ten tijde van het incident woonachtig op [adres05] .
Op 27 januari 2018 heeft getuige [getuige01] kort na 12.27 uur, vlak voordat zij begon met folders lopen,
een viertal jongens zien staan bij [adres05] . Twee van hen betroffen [bijnaam01] van
[adres04] en [medeverdachte01] van [adres05] . [medeverdachte01] heeft verklaard dat het kan kloppen dat hij even vóór de overval is gezien buiten zijn woning op [adres05] , samen met de verdachte en anderen. De verdachte heeft verklaard dat hij buiten in de [adres06] heeft gestaan met een groep jongens uit de buurt, onder wie [medeverdachte01] .
Op 27 januari 2018 om 12.35 uur heeft de aangever zijn auto geparkeerd, de doos – met daarin de bestelde iPhone X – uit de auto gepakt en is hij de [adres06] ingelopen. Hij is in de richting van huisnummer [adres03] gelopen waar de doos moest worden afgeleverd. De aangever heeft aan het einde van het huizenblok vijf à zeven jongens zien staan. Vier jongens stonden bij elkaar bij de lantaarnpaal, één jongen stond in de buurt van huisnummer [adres05] . Eén van de vier jongens die bij de lantaarnpaal stond heeft een groenkleurig balletje in de richting van huisnummer [adres03] gegooid. De jongen die bij nummer [adres05] stond, is vervolgens naar de aangever gelopen die inmiddels vlak bij het balletje was komen te staan. Op het moment dat de jongen de bal leek te gaan pakken, maakt hij een grijpbeweging naar het pakket. De jongen probeerde het pakket uit de handen van de aangever te rukken en dat lukte op enig moment ook. De jongen rende in de richting van het groepje dat bij de lantaarnpaal stond. De aangever rende de jongen achterna en gaf een duw waardoor de jongen het pakketje verloor. Het pakketje gleed over de grond richting huisnummer [adres07] . Zowel de aangever als de jongen renden naar het pakketje toe. De aangever en de jongen bukten om het pakket op te pakken. Ondertussen komen minimaal drie jongens, die bij de lantaarnpaal stonden, op de aangever af. Op het moment van hurken om het pakketje te pakken voelde aangever een trap tegen zijn linkerschouder. De aangever heeft het pakketje vastgepakt. De aangever is door de vier jongens tegen het lichaam getrapt onder meer tegen zijn linkerbeen, zijn buik, zijn armen. Op dat moment had de aangever het pakketje nog steeds vast. Op een gegeven moment wordt de aangever tweemaal met volle trappen tegen de rechterachterzijde van zijn hoofd getrapt. De aangever verliest kort zijn bewustzijn. De aangever komt bij en ziet dat de eerste jongen het pakket vast heeft.
Op 6 februari 2018 wordt een bestelling geplaatst bij [bedrijf02] voor een scherm voor een Samsung Galaxy A3. De bestelling is geplaatst door [naam02] en het opgegeven afleveradres is [adres03] te Den Helder. Het IP-adres dat bij de bestelling is gebruikt, is [ip-adres]. Dit IP-adres was op het moment van de bestelling uitgegeven op [adres04] te Den Helder, de woning waar de verdachte verbleef. De verdachte had bij zijn aanhouding op 27 januari 2018 een Samsung telefoon, type A3, bij zich met een kapot scherm.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden kan worden opgemaakt dat de bestelling voor de iPhone X is geplaatst met als afleveradres [adres03] te Den Helder in de wetenschap dat de vrouw die op dat adres woonde, was overleden. Er is door de verdachte en zijn medeverdachten kennelijk bedacht om het pakketje met de iPhone X afhandig te maken door ter afleiding van de pakketbezorger een balletje in de richting te gooien waar de pakketbezorger zich bevond. Toen de pakketbezorger het pakket niet zomaar prijsgaf, hebben de jongens gezamenlijk met geweld ervoor gezorgd dat de iPhone X alsnog bemachtigd werd.
De bestelling van de iPhone X kan worden gekoppeld aan de verdachte aangezien de gegevens van zijn ex-vriendin, [naam01] , zijn gebruikt, terwijl haar ID enige tijd daarvoor was afgenomen door de verdachte. Het telefoonnummer van de (half)broer van de verdachte is gebruikt bij de bestelling. De bestelling van 6 februari 2018 is in zoverre vergelijkbaar dat wederom het adres van de overleden vrouw is gebruikt en dat de gegevens van die bestelling te koppelen zijn aan de verdachte. Het IP-adres dat gebruikt is bij de bestelling van het Samsung-scherm (voor type A3), was uitgegeven aan [adres04] , het adres waar de verdachte verbleef. De verdachte beschikte over een Samsung, type A3, en had op het moment van de aanhouding, vlak voorafgaand aan de bestelling, een kapot scherm. Bovendien is de naam [naam02] gebruikt bij de bestelling, hetgeen sterk lijkt op zijn voornaam [verdachte01] .
Het hof acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met anderen de diefstal met geweld heeft gepleegd zoals ten laste gelegd onder 1.

Feit 2 / 15-256154-20 (oplichting)

Nu de verdachte dit feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 22 maart 2021;
Het proces-verbaal van aangifte van 4 juni 2022 (gedaan door [naam03] namens [slachtoffer02] , pagina 20-22 van het procesdossier).

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-262823-19 en in de zaak met parketnummer 15-256154-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 15-262823-19:hij op 27 januari 2018 te Den Helder tezamen en in vereniging met anderen een iPhone (type X), die toebehoorde aan [bedrijf01] B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer01] tegen zijn linkerschouder te trappen en meerdere malen met kracht tegen het hoofd en linkerbeen en buik en armen te trappen.
In de zaak met parketnummer 15-256154-20 (gevoegd):
hij op 29 april 2020 en 30 april 2020 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer02] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van in totaal 1.552,23 euro door zich voor te doen als medewerker van de politie en vanuit die positie via WhatsApp berichten te sturen naar die [slachtoffer02] en tegen die [slachtoffer02] te zeggen dat hij zal worden aangehouden door de politie in verband met fraude tenzij hij een geldbedrag betaalt en dat de politie de zaak tegen die [slachtoffer02] zal vernietigen wanneer dat geldbedrag betaald is.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-262823-19 en in de zaak met parketnummer 15-256154-20 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-262823-19 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 15-256154-20 bewezenverklaarde levert op:
oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen waarvan 237 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren te vervangen door 120 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld door het slachtoffer van een iPhone X te beroven. Deze telefoon is besteld bij [bedrijf01] met gebruikmaking van de persoonsgegevens van een derde en het adres van een recent overleden buurvrouw van de verdachte. De verdachte heeft met zijn mededaders de pakketbezorger [slachtoffer01] opgewacht toen hij de iPhone X kwam afleveren. Via een afleidingsmanoeuvre met een bal werd het pakket onverhoeds uit de handen van de bezorger gerukt. Toen hij het pakket niet meteen prijsgaf, heeft de groep flink geweld op de bezorger uitgeoefend, onder meer door hem tegen het hoofd te trappen. [slachtoffer01] heeft hierdoor letsel opgelopen, tot weken na het feit te kampen gehad met gevoelens van angst, boosheid en frustratie en zijn werkwijze aangepast voor zijn veiligheid bij het bezorgen van pakketjes. Dit soort feiten, gepleegd in het openbaar, veroorzaken niet alleen bij het slachtoffer, maar ook in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan de oplichting van [slachtoffer02] , een verstandelijk kwetsbaar persoon. De verdachte heeft zich voorgedaan als medewerker van de politie en hem een geldbedrag van € 1.552.23 afhandig gemaakt. De verdachte, die onder een valse naam online met het slachtoffer in contact was gekomen, had in de maand ervoor al bemerkt dat het latere slachtoffer zich (online) anders gedroeg dan van een gemiddeld weldenkend persoon verwacht zou worden. In reactie
op een conflict met het latere slachtoffer heeft verdachte via WhatsApp-berichten het slachtoffer bedreigd met arrestatie en op zijn gemoed ingespeeld. Een periode na de oplichting heeft [slachtoffer02] te kampen gehad met gevoelens van boosheid en verdriet. Voorts is hij het vertrouwen verloren in zijn eigen handelen en heeft zich door deze oplichting genoodzaakt gezien zich financieel onder bewind te laten stellen.
Beide feiten zijn op geraffineerde wijze gepleegd door de verdachte en in geval van feit 1 in samenwerking met zijn medeverdachten. Bij feit 1 was duidelijk sprake van een vooropgezet plan. Het eigen financiële gewin van de verdachte heeft telkens voorop gestaan. Hij heeft geen enkel oog gehad voor de gevolgen voor de slachtoffers. Het hof rekent zijn handelwijze bij beide feiten hem ernstig aan.
Het hof heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan de verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die landelijk gezien in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Die komen bij een straatroof met licht geweld uit op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en 8 en 10 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf in geval van recidive respectievelijk veelvuldige recidive. Daarnaast is nog een feit bewezenverklaard.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 oktober 2022 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten. Het hof neemt dat in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft in haar uitspraak in positieve zin meegenomen dat de verdachte een opleiding genoot en dat dat goed leek te verlopen. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte zijn opleiding bij de [opleiding01] heeft afgebroken, momenteel geen werk heeft en een Wajong-uitkering krijgt. Het hof acht het zorgelijk dat de verdachte, 23 jaar oud, op zijn leeftijd zonder opleiding en werk zit en wederom gedagvaard is voor strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen reden om, zoals de rechtbank, milder te straffen dan normaal. Waar de rechtbank het heeft gelaten bij een paar dagen onvoorwaardelijke celstraf en een taakstraf, kan onder de huidige omstandigheden, naast een taakstraf, niet worden volstaan met een andere dan een behoorlijke vrijheidsbenemende straf. Deze zal gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd om de verdachte ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk en een taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.186,67. Het gevorderde bedrag bestaat uit een geldbedrag van
€ 586,67 aan materiële schade en uit een bedrag van € 600,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat beslist wordt conform de beslissing van de rechtbank. Gelet op zijn pleidooi heeft de raadsman verzocht om de vordering af te wijzen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-262823-19 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Met betrekking tot de materiële schade is het hof van oordeel dat de schade, en de omvang daarvan, voldoende is onderbouwd met stukken. Met betrekking tot de immateriële schade is het hof van oordeel dat dit deel van de vordering niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar de maatstaf van billijkheid schatten op € 600,00. De gehele vordering zal dus worden toegewezen en worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2018.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer02]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.052,53. Het gevorderde bedrag bestaat uit een geldbedrag van
€ 1.552,23 aan materiële schade en uit een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat beslist wordt conform de beslissing van de rechtbank. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-256154-20 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Het gevorderde bedrag aan materiële schade is het bedrag dat de benadeelde partij aan de verdachte heeft overgemaakt. Met betrekking tot de immateriële schade is het hof van oordeel dat dit deel van de vordering niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 500,00. De gehele vordering zal dus worden toegewezen en worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2020.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 312 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-262823-19 en in de zaak met parketnummer 15-256154-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-262823-19 en in de zaak met parketnummer 15-256154-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer01] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-262823-19 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.186,67 (duizend honderdzesentachtig euro en zevenenzestig cent) bestaande uit € 586,67 (vijfhonderdzesentachtig euro en zevenenzestig cent) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer01] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-262823-19 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.186,67 (duizend honderdzesentachtig euro en zevenenzestig cent) bestaande uit € 586,67 (vijfhonderdzesentachtig euro en zevenenzestig cent) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 27 januari 2018.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer02]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer02] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-256154-20 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.052,53 (tweeduizend tweeënvijftig euro en drieënvijftig cent) bestaande uit € 1.552,53 (duizend vijfhonderdtweeënvijftig euro en drieënvijftig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer02] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-256154-20 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.052,53 (tweeduizend tweeënvijftig euro en drieënvijftig cent) bestaande uit € 1.552,53 (duizend vijfhonderdtweeënvijftig euro en drieënvijftig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 30 (dertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 30 april 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. H.A. van Eijk en mr. A.J. van Es, in tegenwoordigheid van mr. N. van Gelder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 november 2022.
mr. A.J. van Es is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]