Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“(…)Omschrijf de mogelijkheden t.a.v. eigen werk/aangepast werkmoeilijk te beoordelen , maar het lijkt mij raadzaam dat hij in gesprek gaat met zijn werkgever daarover….
“(…) Op basis van alle aanwezige informatie zijn er aanwijzingen voor het oplopen van stress ruim voor de datum van de ziekmelding. Zijn gedrag is hierdoor beïnvloed zowel in de werksituatie als in de privé sfeer.
3.Beoordeling
Kamerstukken II26 855 1999/200, nr 3, blz. 79). Dat betekent dat de appellant die een dagvaarding uitbrengt in plaats van een beroepschrift aan de appelrechter te zenden, de gelegenheid krijgt dit inleidende processtuk “te verbeteren of aan te vullen”. Binnen de door de rechter in hoger beroep geboden termijn zal appellant alsnog dienen te voldoen aan alle eisen die worden gesteld aan het beroepschrift, in dit geval in het bijzonder aan het bepaalde in artikel 359 Rv in verbinding met art. 278 lid 1 Rv. De verbetering of aanvulling kan mede omvatten de vermelding van de gronden waarop het beroep berust, die immers in een beroepschrift dienen te zijn opgenomen. Uit het voorgaande volgt dat de wetgever rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat (ook) door een advocaat een verkeerde procesinleiding kan worden gekozen, en dat ook in dat geval een spoorwissel mogelijk is. Het enkele feit dat mr. Krau advocaat is en zich presenteert als gespecialiseerd in het arbeidsrecht, rechtvaardigt niet de conclusie dat bewust een verkeerde procesinleiding is gekozen en dat aldus misbruik is gemaakt van procesrecht. Het hof weegt daarbij mee dat Mr. Krau ter zitting in hoger beroep desgevraagd heeft verklaard dat de onderhavige procedure de eerste arbeidsrechtelijke appelprocedure is waarbij zij hoger beroep moest instellen van een beschikking, en dat het feit dat zij daarbij gebruik heeft gemaakt van een dagvaarding berust op een menselijke vergissing. Zij heeft vervolgens namens [appellant] tijdig, namelijk binnen de door het hof gegeven termijn van twee weken, alsnog een beroepschrift met grieven tegen het oordeel van de kantonrechter aan het hof gezonden.