Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.Tenlastelegging
3.Vonnis waarvan beroep
4.Het standpunt van het openbaar ministerie
5.Het standpunt van de verdediging
6.Vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a Sv
Het hof volgt de raadsman niet in zijn betoog dat de onmogelijkheid tot het doen verrichten van het tegenonderzoek, zoals hiervoor omschreven, in deze zaak aan een eerlijke procesvoering als bedoeld in artikel 6 EVRM in de weg staat. Op voorhand is duidelijk dat de resultaten van het tegenonderzoek geen tegenwicht in ontlastende zin zouden hebben kunnen bieden aan de in de bewijsoverweging uiteengezette voor de verdachte belastende resultaten (kort gezegd: het DNA- en schotrestenonderzoek en waarneming van de getuige [getuige 1] die erop neer komt dat hij tegelijkertijd met het vertrek van de Mercedes van de verdachte vanaf de plaats delict het beschoten slachtoffer in diens auto heeft gezien). In dat kader acht het hof tevens van belang dat in het opsporingsonderzoek de betrokken deskundigen van meet af aan te kennen hebben gegeven dat bij een schot in een dergelijk kleine ruimte, de auto, overal schotresten terecht (kunnen) komen en deze daarom niet onderscheidend zijn. Het schot had in een andere auto dan die van het slachtoffer kunnen worden nagebootst, maar ook in die situatie heeft te gelden dat met een dergelijk onderzoek geen informatie verkregen had kunnen worden die naar diverse scenario’s onderscheiden had kunnen worden. Het hof concludeert op grond hiervan dat het door de verdediging verzochte tegenonderzoek niet had kunnen leiden tot redengevende onderzoeksresultaten met betrekking tot de gronden waarop de verdediging de wens tot het verrichten van dat onderzoek heeft gestoeld. Het hof is dan ook van oordeel dat met de teruggave van de auto in genoemd stadium geen inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde en in redelijkheid niet valt in te zien dat de verdachte hierdoor in zijn verdedigingsbelang is geschaad.
wieheeft geschoten. Vaststaat dat in de auto, de witte Volkswagen Golf van het slachtoffer, is geschoten; tussen de verschillende scenario’s kan geen onderscheid worden gemaakt. Gelet op de constateringen van de deskundige ziet het hof, in het licht van hetgeen door de verdediging aan het verzoek ten grondslag is gelegd, in redelijkheid niet in dat en, zo ja, op welke wijze een onderzoek naar de veiliggestelde folies uit de auto aan de verdediging compensatie had kunnen bieden zoals hier bedoeld.
niethebben gehouden aan de vooraf aan hen verstrekte opdracht en de in dat kader gemaakte afspraken, waaruit volgt dat zij binnen de kaders van het bevel hebben gehandeld, welk handelen dus niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt.
7.Beoordeling van het bewijs
17:10:03 uur
slechte boelwas. Hij zag dat er een kind achterin de auto zat. Het kind reageerde wel. Desgevraagd heeft [getuige 1] het merk en kenteken van de auto doorgegeven.
raceriggemaakt.
hierna te noemen: het laatste telefoongesprek) en hij dus nog in leven was, en het tijdstip waarop de getuige [getuige 1] het slachtoffer levenloos achter het stuur van zijn Volkswagen Golf heeft aangetroffen.
extreem veel waarschijnlijkerzijn wanneer de kogel en de huls zijn verschoten met het aangetroffen vuurwapen dan met een ander vuurwapen.
veel waarschijnlijkerzijn wanneer de schootsafstand kleiner is dan 2,5 centimeter, dan wanneer de schootsafstand groter is dan 2,5 centimeter.
zeer veel waarschijnlijkerzijn wanneer in de bemonsteringen van de jas en de auto schotresten aanwezig zijn dan wanneer géén schotresten aanwezig zijn.
iets waarschijnlijkerdat het waar is dat de schotresten op de jas en in de auto afkomstig zijn van het verschieten van de aangetroffen huls dan van het verschieten van een willekeurige andere huls.
meer dan een miljard keer waarschijnlijkerwanneer de bemonsteringen op de slede en onder de greepplaten DNA bevatten van onderscheidenlijk de verdachte en (een) willekeurige onbekende perso(o)n(en) dan als zij slechts DNA bevatten van willekeurige personen. Geen aanwijzing is verkregen voor de aanwezigheid van DNA van het slachtoffer in deze bemonsteringen.
- het slachtoffer is dood geschoten met het vuurwapen dat bij hem is aangetroffen,
- met dit vuurwapen in de aangetroffen staat slechts bij hoge uitzondering meer dan één kogel achter elkaar kon worden afgeschoten zonder dat het tussen deze schoten met de hand werd geladen,
- DNA van de verdachte werd aangetroffen op de slede en onder de greepplaten van het vuurwapen,
- de DNA-sporen op en in de loop van het vuurwapen afkomstig zijn van het slachtoffer,
- schotresten aanwezig waren op de jas van de verdachte en in diens auto.
sledeen
onder de kolfplatenvan het wapen DNA van de verdachte en een of meer onbekende personen aan te treffen is
onderscheidenlijk zeer groot en groot.
de sledeen
onder de kolfplatenDNA van de verdachte en een of meer onbekende personen aan te treffen is onderscheidenlijk
klein en zeer klein.
De kans om onder deze hypothese
geenDNA van
het slachtofferaan te treffen in de bemonstering van
de sledeen
onder de kolfplatenis
klein.De kans om onder deze hypothese in de bemonstering van
de sledeen onder
de kolfplatenDNA van
de verdachteen een of meer onbekende personen aan te treffen is onderscheidenlijk
betrekkelijk grooten
klein.
- het
- het
- en het
even waarschijnlijkwanneer hypothese 1 waar is als wanneer hypothese 2 waar is,
iets waarschijnlijkerwanneer
hypothese 1waar is dan wanneer hypothese 3 waar is en
iets waarschijnlijkerwanneer
hypothese 2waar is dan wanneer hypothese 3 waar is.
.De verdachte heeft nog aan iemand gevraagd of hij aan een wapen kon komen. De verdachte wilde de naam van die persoon niet noemen.
het hof begrijpt: [straatnaam 6]) gereden en hebben naar het wapen gekeken. Ze hebben niet geschoten want het wapen deed het niet; het ding bovenop het pistool (
het hof begrijpt: de slede) kon niet naar achteren worden getrokken. Het slachtoffer zou het wapen teruggeven. Twee tot drie dagen later werd de verdachte gebeld door het slachtoffer; hij wist nu hoe het wapen werkte: ze hadden het niet goed gedaan. De verdachte en het slachtoffer zijn met de auto van het slachtoffer naar dezelfde plek achter [naam winkel 2] gereden om het wapen te proberen. De kogels zaten in het wapen. Het slachtoffer heeft in de auto een paar keer de slede naar achteren getrokken, de verdachte heeft de slede niet naar achteren gedaan. De verdachte heeft twee keer geschoten, het slachtoffer drie à vier keer. Het ging beide keren bij [locatie 1] om hetzelfde vuurwapen. De verdachte kon de politie de plek aanwijzen waar zij hadden geschoten, de hulzen moesten er nog liggen. De verdachte heeft de in beslag genomen en onderzochte rode jas op 1 oktober 2019 gedragen. In september 2019 heeft de verdachte de jas vaak gedragen.
kleingebleken. Tot slot betrekt het hof hierbij dat de politie op de door de verdachte aangewezen plek als locatie van het proefschieten met behulp van metaaldetectors naar de uitgeworpen hulzen heeft gezocht, hetgeen geen resultaat heeft opgeleverd.
Anders dan de verdediging stelt is de omstandigheid dat de Mercedes van de verdachte op 22 september 2019 twee keer op de door de verdachte als proefschietlocatie aangemerkte plek is geweest niet aan te merken als steunbewijs voor de stelling van de verdachte, reeds omdat hij heeft verklaard dat zij beide keren met de auto van het slachtoffer naar de locatie van het proefschieten zijn gereden. Bovendien bevindt zich in de buurt van die plek een [naam winkel 2] en woont de verdachte daar niet ver vandaan, zodat het zeer goed mogelijk is dat hij om een andere reden naar deze plek is gereden.
raceriguiterlijk, een inzittende van deze auto heeft vervolgens de veronderstelde handelingen verricht om [slachtoffer] te doden en met het vuurwapen in diens hand achter te laten en deze persoon is daarna in zijn Mercedes gestapt. Het hof acht dit geheel van omstandigheden
zeer weinigwaarschijnlijk reeds vanwege het zeer korte tijdbestek waarin dit geheel van gebeurtenissen zou moeten hebben plaatsgevonden en het ontbreken van enige objectieve concrete aanwijzing voor deze gebeurtenissen in het dossier. Daarnaast verklaart dit scenario
niethet aantreffen van de schotresten op de jas en in de auto van de verdachte en DNA-sporen van de verdachte op het wapen, aangezien het hof aan de verklaringen van de verdachte omtrent het proefschieten geen geloof hecht.
geenDNA van het slachtoffer aan te treffen in de bemonstering van de slede en onder de kolfplaten van het vuurwapen. Daar komt nog bij dat zowel de verdachte als [getuige 1] hebben verklaard dat zij geen schot hebben gehoord, terwijl uit de waarnemingen van [getuige 1] volgt dat het slachtoffer al was beschoten voordat de verdachte de parkeerplaats verliet. Het hof acht dit scenario dan ook onaannemelijk.
8.Voorwaardelijke verzoeken van de verdediging
aldeze variabelen uitputtend mee te nemen in de experimenten. De deskundige concludeert dat dit onderzoek een bijdrage kan leveren als de rechter, op basis van de
overigestukken in het dossier, van oordeel is dat sprake is van een a priori kansverdeling van 50/50 tussen het scenario dat de verdachte heeft proef geschoten en
niet aanwezigwas in de auto ten tijde van het fatale schot en het scenario dat de verdachte op dat moment
wel aanwezigwas in de auto.
De verdediging heeft betoogd dat het onderzoek eerst gedaan moet worden vóórdat een conclusie over de bewijswaarde getrokken kan worden. Het hof volgt de verdediging hierin niet, nu uit de toelichting van de deskundige blijkt dat een aantal van de door de deskundige genoemde onzekerheden onvermijdelijk is, zoals de verblijfsduur in de auto en de verandering van het spreidingspatroon op de jas gedurende de periode tussen het schot en de inbeslagname.
wieheeft geschoten. Vaststaat dat in de auto, de witte Volkswagen Golf van het slachtoffer, is geschoten; tussen verschillende scenario’s kan geen onderscheid worden gemaakt.
9.Bewezenverklaring
10.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
11.Strafbaarheid van de verdachte
12.Oplegging van straf
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ten aanzien van de gevorderde toekomstige oppas- en reis-en parkeerkosten verzoekt de verdediging [echtgenote van slachtoffer] niet-ontvankelijk te verklaren voor zover deze kosten nog niet gemaakt zijn.
Voor de overige door [echtgenote van slachtoffer] gevorderde schade refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof.
Het hof constateert dat dit rapport is opgesteld door een bureau dat is gespecialiseerd in de berekening van personenschade. De verdediging heeft deze deskundigheid niet betwist. Het hof merkt op dat in het rapport is uiteengezet op basis van welke persoonlijke gegevens de berekeningen zijn gemaakt, dat is vermeld op welke richtlijnen de uitgangspunten en normbedragen voor de berekeningen zijn gebaseerd en dat de berekeningen inzichtelijk zijn weergegeven. Het hof is van oordeel dat de schadeberekening al met al voldoende controleerbaar is en dat de verdediging in voldoende mate in de gelegenheid is geweest om haar standpunt over de toewijsbaarheid van de vordering naar voren te brengen en te onderbouwen.
- De aard, de toedracht en de gevolgen van de onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed.
- De wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan.
- De aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer.
€ 10.000,00 billijk is.
14.Toepasselijke wettelijke voorschriften
15.Beslag
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) jaren.
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
€ 372.331,03 (driehonderdtweeenzeventigduizend driehonderdeenendertig euro en drie cent) bestaande uit € 342.331,03 (driehonderdtweeenveertigduizend driehonderdeenendertig euro en drie cent) aan materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 372.331,03 (driehonderdtweeenzeventigduizend driehonderdeenendertig euro en drie cent) bestaande uit
€ 66.315,00 (zesenzestigduizend driehonderdvijftien euro) bestaande uit € 46.315,00 (zesenveertigduizend driehonderdvijftien euro) aan materiële schade en
€ 30.000,00 (dertigduizend euro) aan immateriële schadeaf.
[zoon van slachtoffer], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen
van € 66.315,00 (zesenzestigduizend driehonderdvijftien euro) bestaande uit € 46.315,00 (zesenveertigduizend driehonderdvijftien euro) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 106.279,00 (honderdzesduizend tweehonderdnegenenzeventig euro) bestaande uit € 56.279,00 (zesenvijftigduizend tweehonderdnegenenzeventig euro) aan materiële schade en € 50.000,00 (vijftigduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
[dochter van slachtoffer], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 106.279,00 (honderdzesduizend tweehonderdnegenenzeventig euro) bestaande uit € 56.279,00 (zesenvijftigduizend tweehonderdnegenenzeventig euro) materiële schade en € 50.000,00 (vijftigduizend euro) immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.