ECLI:NL:GHAMS:2022:3735

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
K22/230273
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van beklag ex artikel 12 Sv wegens gebrek aan rechtstreeks belanghebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure van een klager die zich richtte tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen. Het beklag werd ingediend op 4 juli 2022 en betreft beschuldigingen van smaad, laster en diefstal. De advocaat-generaal heeft in een verslag van 27 oktober 2022 geadviseerd om de klager niet-ontvankelijk te verklaren in het beklag.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 15 november 2022 is de klager, ondanks een behoorlijke oproep, niet verschenen. De advocaat-generaal was wel aanwezig en heeft geen aanleiding gezien om de eerdere conclusie te herzien. Het hof heeft vastgesteld dat de klager aangifte heeft gedaan van smaad en laster gepleegd op 1 januari 2019 en van diefstal op 6 juni 2021. Het openbaar ministerie heeft op 13 december 2021 besloten om niet verder te vervolgen wegens onvoldoende bewijs.

Het hof heeft in zijn beoordeling benadrukt dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad alleen degene die door het achterwege blijven van een strafvervolging in een belang dat hem specifiek aangaat, kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof concludeert dat de klager geen objectief bepaalbaar belang heeft aangetoond bij zijn eigen vervolging en dat hij daarom niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt. Het hof heeft het beklag dan ook afgewezen, waarbij geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beschikking.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K22/230273
Beschikking op het beklag van:
[klager],
wonende te [woonplaats],
klager.

1.Het beklag

Het hof heeft op 4 juli 2022 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen klager zelf ter zake van smaad, laster en diefstal.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 27 oktober 2022 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven klager niet-ontvankelijk te verklaren in het beklag.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- het dossier van de politie.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klager in de gelegenheid gesteld op 15 november 2022 het beklag toe te lichten. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De advocaat-generaal is bij de behandeling in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5.De beoordeling van het beklag

Op 27 mei 2021 werd tegen klager aangifte gedaan ter zake van smaad en laster gepleegd op 1 januari 2019 te Amsterdam. Op 27 juli 2021 werd tegen klager aangifte gedaan ter zake van diefstal van een houten toegangspoort gepleegd op 6 juni 2021 te Amsterdam.
Het openbaar ministerie heeft klager op 13 december 2021 een kennisgeving niet verdere vervolging toegezonden, omdat er naar het oordeel van de officier van justitie onvoldoende bewijs is voor de aan klager verweten feiten.
Klager wenst door zijn strafrechtelijke vervolging het optreden van justitie in deze zaak aan de orde te stellen.
Beoordelingskader
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan slechts degene die door het achterwege blijven van een strafvervolging getroffen is in een belang dat hem bepaaldelijk aangaat, worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 12 Wetboek van Strafvordering (zie o.a. HR 7 maart 1972, NJ1973/35). Daarbij dient sprake te zijn van een objectief bepaalbaar, persoonlijk of kenmerkend belang.
De overwegingen van het hof
Naar het oordeel van het hof staat de procedure van artikel 12 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) slechts in een aantal uitzonderingsgevallen open voor een verdachte die vervolging van zichzelf wenst voor een strafbaar feit, omdat slechts in beperkte mate een verdachte zelf als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 12 Sv kan worden beschouwd.
Vereist wordt -hetgeen het bijvoeglijke naamwoord ‘rechtstreeks’ ook uitdrukt- dat de klager een specifieker ‘eigen’ belang aangeeft. Daarnaast geldt dat dit belang ‘objectief’, dus los van de persoonlijke beleving van de klager, bepaalbaar moet zijn.
Klager wenst, zo begrijpt het hof, door zijn strafrechtelijke vervolging het optreden van justitie in deze zaak aan de orde te stellen. Dat is geen belang dat valt onder de werking van artikel 12 Sv.
Klager is voorts niet bij de behandeling in raadkamer verschenen en heeft niet aangetoond welk objectief bepaalbaar belang hij heeft bij zijn eigen vervolging. Onder deze omstandigheid is het hof van oordeel dat klager geen rechtens te respecteren belang heeft bij zijn vervolging en dat klager derhalve niet als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 12 Sv kan worden aangemerkt.
Het hof acht klager dan ook geen rechtstreeks belanghebbende, zodat hij kennelijk niet-ontvankelijk is in het beklag.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
20 december 2022 door mrs. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, W.S. Ludwig en J. Steenbrink, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.