In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Het beklag was ingediend door een fietsster, klaagster, die betrokken was bij een verkeersongeval op 15 juni 2020, waarbij zij door een automobilist, beklaagde, werd aangereden. Klaagster liep ernstig letsel op, waaronder een schedelbasisfractuur en permanente gehoorbeschadiging. De officier van justitie had besloten om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagde, wat klaagster niet kon accepteren.
Het hof heeft de stukken van de zaak, waaronder het klaagschrift en het verslag van de advocaat-generaal, bestudeerd. Tijdens de behandeling in raadkamer op 15 november 2022 heeft klaagster haar beklag toegelicht, terwijl beklaagde niet verscheen. De advocaat-generaal was wel aanwezig en heeft het hof geadviseerd het beklag toe te wijzen.
Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn in het dossier om tot een bewezenverklaring te komen van een verkeersdelict. De verklaringen van klaagster, beklaagde en een ooggetuige wijzen erop dat beklaagde onvoorzichtig heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het ernstige letsel van klaagster. Gezien de ingrijpende gevolgen van het ongeval en het algemeen belang bij strafvervolging, heeft het hof besloten de officier van justitie te bevelen tot vervolging over te gaan.