In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L. Wagemaker, had een beklag ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagde, die door klaagster was aangeklaagd voor mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident op 12 december 2021, waarbij klaagster aangifte deed van mishandeling in vereniging door haar overburen. Tijdens een verjaardagsfeestje in haar woning ontstond een woordenwisseling die leidde tot een schermutseling, waarbij klaagster door zowel de beklaagde als diens kennis werd geslagen.
Het hof heeft de stukken van de zaak, waaronder het klaagschrift en het verslag van de advocaat-generaal, bestudeerd. Tijdens de behandeling in raadkamer op 15 november 2022 was klaagster niet aanwezig, maar haar gemachtigde heeft het beklag toegelicht. De advocaat-generaal was ook aanwezig en heeft het hof geadviseerd om het beklag toe te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor mishandeling in vereniging, ondanks dat niet exact kon worden vastgesteld welk letsel door wie was veroorzaakt.
Het hof concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn voor een veroordeling van de beklaagde en dat er een algemeen belang is bij strafvervolging. De beslissing van het hof is dat de officier van justitie wordt bevolen om de beklaagde te vervolgen voor de mishandeling. Deze beschikking is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.